De doelen van het NPLG

Met het NPLG zorgt het Rijk voor een samenhangende aanpak voor het bereiken van de internationale en nationale doelen voor natuur (waaronder stikstof), water (en bodem) en klimaat en voor een toekomstbestendige landbouw in het landelijk gebied. Aan deze internationale verplichtingen wordt vervolgens invulling gegeven binnen het NPLG door het stellen van nationale en provinciale doelen, voor natuur (inclusief stikstof), water en klimaat (zie Tabel 2‑1). De doelen zijn gespecificeerd in het ontwerp-NPLG.

Tabel 2‑1: Samenvattend overzicht NPLG-doelen Rijk-Provincie voor natuur, water en klimaat

Thema

Programma

Doelen

Natuur

Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR)

  • 2030: maatregelen treffen zodat voor ten minste 30% van alle VHR-soorten en habitattypen met een ongunstige staat van instandhouding (svi), een landelijk gunstige svi wordt bereikt, dan wel een sterk positieve trend in gang gezet.

  • 2030: (zoveel mogelijk) stoppen van landelijk negatieve trends per VHR-soort en habitattype

  • 2030: maatregelen treffen voor 30% van het in goede conditie te brengen areaal

  • 2030: maatregelen treffen voor 30% van het nog te ontwikkelen areaal

Natura 2000

  • 2025: 40% areaal van stikstofgevoelige habitats in 2025 in Natura 2000-gebieden onder de kritische depositiewaarde

  • 2030: 50% areaal van stikstofgevoelige habitats in 2030 in Natura 2000-gebieden onder de kritische depositiewaarde

  • 2035: 74% areaal van stikstofgevoelige habitats in 2035 in Natura 2000-gebieden onder de kritische depositiewaarde

  • 2027: alle Natura 2000-gebieden voldoen aan hydrologische condities vanuit ecologische vereisten

Bossenstrategie en Natuurnetwerk Nederland (NNN)

  • 2027: realisatie van 80.000 ha nieuwe natuur conform NNN, waarvan realisatie van 15.000 ha nieuw bos binnen NNN (als onderdeel Bossenstrategie). Opgave is onderverdeeld per provincie

  • 2030: 37.400 ha areaal realisatie van nieuw bos tussen 2021 en 2030.

  • 2030: 14.000 ha bos met natuurfunctie realiseren. Dit kan gerealiseerd worden als onderdeel van 37.400 ha door aanleggen van nieuw bos of door omzetten van multifunctioneel bos naar natuurfunctie.

  • 2030: het bestaande bos waar nodig te revitaliseren

Water

Kaderrichtlijn Water (KRW)

  • 2027: concentraties nutriënten (P & N) in grond- en oppervlaktewaterlichamen voldoen aan wettelijke normen

  • 2027: concentraties gewasbeschermingsmiddelen in grond- en oppervlaktewaterlichamen conform de KRW voldoen aan wettelijke normen

  • 2027: grondwaterlichamen voldoen aan de norm voor een goede kwantitatieve toestand, conform Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl), en in de stroomgebiedbeheerplannen, en geldt per grondwaterlichaam

  • 2027: voor oppervlaktewaterlichamen waar mogelijk maatregelen nemen om een meer natuurlijke toestand te bereiken, bestaande uit de maatregelen in de stroomgebiedbeheerplannen aangevuld met grootschalig herstel van het beekdal

Adaptatie

  • 2050: beleid, inrichting en beheer aangepast aan het veranderende klimaat. Schade en ontwrichting door weersextremen zoveel mogelijk beperken

Klimaat

Landgebruik

  • 2030: landelijke emissie-reductieopgave broeikasgassen van 1 Mton CO₂-equivalent (eq.) in veenweide (onderverdeeld voor 6 provincies)

  • 2030: landelijke koolstof-vastlegging in bomen/bos/natuur van 0,4 – 0,8 Mton CO₂-eq. extra t.o.v. emissies basispad KEV 2021

  • 2030: landelijke koolstofvastlegging in minerale landbouwbodems van 0,5 Mton CO₂-eq. extra t.o.v. basispad KEV 2021

Landbouw

  • 2030: landelijke emissie-reductieopgave broeikasgassen voor de veehouderij en akkerbouw (mestaanwending in de akkerbouw) van 5 Mton CO₂ eq. Met een provinciale verdeling van de opgave Emissiereductieopgave is t.o.v. basispad KEV 2021

  • 2030: landelijke methaan-emissie-reductieopgave voor de veehouderij en akkerbouw van 3,82 Mton CO₂-eq. Als onderdeel van de reductieopgave broeikasgassen

Onder-steunend

Groenblauwe-dooradering (GBDA)

  • 2030: 50% van opgave gerealiseerd voor het gehele landelijk gebied per provincie, exclusief het NNN. De opgave is hierbij het verschil tussen huidig % GBDA en doel van 10% GBDA in 2050

  • 2030: minimaal 10% GBDA in alle prioritaire gebieden (veenweide, beekdalen en overgangsgebieden), exclusief het NNN

  • 2035: 65% van de opgave gerealiseerd voor het gehele landelijk gebied per provincie

  • 2050: 10% GBDA in landelijk gebied per provincie, exclusief het NNN

Hardheid en tijdspad in doelen

De doelen van het NPLG hebben niet allemaal dezelfde karakteristieken en gewicht. Er is verschil als het gaat om de hardheid van de internationale verplichting, de juridische consequenties van het niet nakomen van een verplichting en de termijn waarop aan de verplichting moet zijn voldaan. In het ontwerp-NPLG is aangegeven dat de doelen met het grootste gewicht en de kortste tijdshorizon de grootste urgentie verdienen bij de uitwerking in maatregelen.

Doelen die rechtstreeks voortkomen uit internationale verplichtingen hebben de hoogste prioriteit, zeker wanneer die verplichting inhoudt dat een bepaalde kwaliteit of toestand van de leefomgeving nu of binnenkort gerealiseerd moet zijn of behouden moet blijven. Rond de instandhouding van N2000-gebieden is de situatie zeer urgent: onvoldoende realiseren van N2000-doelen leidt tot juridische beperkingen in relatie tot stikstofuitstoot. Daarom hebben natuurherstel en de stikstofreductie een zeer hoge prioriteit. Gelijk in urgentie zijn de internationale verplichtingen Kaderrichtlijn Water (KRW)-doelen (2027) en de klimaatdoelen (2030). Bij de klimaatdoelen gaat het om zowel de opgave voor reductie en additionele vastlegging van broeikasgassen en om de opgave specifiek voor methaanreductie. Voor internationale verplichtingen met een langere tijdshorizon is er meer ruimte voor het behalen van de doelen: VHR-doelen op termijn en klimaatneutraal als land in 2050. Dat neemt niet weg dat deze opgaven zeer omvangrijk zijn, van groot belang zijn. Bij het uitwerken van doelen in de gebiedsprogramma’s het van groot belang is rekenschap te geven van de opgave voorbij de termijn van de individuele NPLG-doelen.

Het NPLG richt zich ook op doelen die direct bijdragen aan de internationale verplichtingen voor VHR-, KRW- en klimaatdoelen. Ze zijn geformuleerd als doel, en leveren ook een directe bijdrage aan de realisatie van de internationale verplichtingen. Dit geldt met name voor een aantal natuurdoelen. De uitvoering van de Bossenstrategie en realisatie van NNN zijn daarvan goede voorbeelden. Er is overlap tussen deze areaalopgave en de areaaluitbreiding voor VHR-doelbereik en deze areaaluitbreiding kan bijdragen aan een gunstige staat van instandhouding. Aanleg van natuurarealen in beekdalen en andere waterlichamen kan uitspoeling verminderen en bijdragen aan KRW-doelen. Als laatste kan aanleg van nieuw natuurareaal leiden tot een hogere koolstofvastlegging en een directe bijdrage leveren aan de klimaatopgave. Uiteindelijk zal de mate van synergie en samenhang tussen de doelen bepaald worden door keuzes in de uitvoering voor type natuur en de locatie. De mate waarin een doel cruciaal is voor het bereiken van de hoofddoelen is van belang bij het bepalen van het relatieve gewicht ervan.

GBDA is daarbij expliciet benoemd als ondersteunend doel. Het is opgenomen als eigenstandig doel, maar dient in de eerste plaats als ondersteunend middel voor meervoudige doelrealisatie van de verschillende hoofddoelen uit het NPLG. Groenblauwe-dooradering draagt bij aan landschappelijke kwaliteit, zorgt voor samenhang door bij de goede keuzes in uitvoering direct bij te dragen aan alle drie de doelen en kan met een beperkt ruimtebeslag bijdragen aan de NPLG-doelen. Wanneer een gebiedsprogramma op een overtuigende manier invulling geeft aan de VHR-doelen voor 2030, maar dat doet zonder geheel te voldoen aan de GBDA-doelstelling dan staat dat een positieve beoordeling niet in de weg.

Als laatste zijn er meerdere doelen die uit te splitsen zijn naar afgeleide doelen. Een voorbeeld hiervan is het restemissiedoel landgebruik. Hierbij is het nationale doel voor landgebruik leidend. Dit doel kan uitgewerkt worden met drie afgeleide doelen: door middel van emissiereductie in veenweide, maatregelen voor koolstofopslag in minerale landbouwbodems, en koolstofopslag in Bomen, Bossen en Natuur. Hierbij is de doelstelling voor de afgeleide doelen richtinggevend, en het restemissiedoel voor landgebruik leidend.