Informatie afbeelding: Martijn Beekman

Sociaaleconomisch

De structurerende keuzes in het NPLG richten zich vooral op het realiseren en halen van de doelen rond natuur, water, klimaat en GBDA. Ondanks dat daarmee in algemene zin verbetering van het landelijk gebied wordt bewerkstelligd zijn de structurerende keuzes niet direct gericht op vitalisering van het landelijk gebied in sociaaleconomische zin. De structurerende keuzes brengen natuurlijk wel sociaaleconomische effecten met zich mee. In dit planMER is aangegeven dat sociaaleconomische effecten aan bod zullen komen in de provinciale uitwerking van het NPLG omdat in die uitwerkingen maatregelen worden benoemd voor regio’s waarmee de sociaaleconomische consequenties beter in beeld kunnen worden gebracht.

Op hoofdlijnen is in dit planMER ingegaan op de effecten die de structurerende keuzes zullen hebben op het areaal landbouwgrond en op het verdienvermogen van agrariërs. Het is lastig om daar een beoordeling aan te geven. Als gekeken wordt naar de effecten van de structurerende keuzes sec, dan kan geoordeeld worden dat landbouwgrond in een bepaalde mate zal afnemen of dat daar alleen nog extensieve landbouw mogelijk is. In principe zal dit dan leiden tot een sterkere afname van het verdienvermogen en hoogstwaarschijnlijk ook van het aantal agrariërs dan autonoom het geval zou zijn. In de basis is er dan sprake van het risico op negatieve sociaaleconomische effecten. Hierbij moet wel betrokken worden dat bij deze transitie door de overheid in overleg met de sector gekeken wordt naar mogelijkheden van alternatieve inkomstenbronnen, zoals natuurbeheer en recreatie. Daarnaast bestaan er inmiddels een aantal stimuleringsregelingen om de transitie vorm te geven die negatieve sociaaleconomische effecten moeten tegengaan.

Hoewel voor individuele agrariërs sprake kan zijn van negatieve sociale en (bedrijfs)economische effecten, kan het NPLG voor Nederland als geheel een kans op positieve sociaaleconomische effecten geven doordat het realiseren van de doelen bijdraagt aan welvaart en welzijn in Nederland, bijvoorbeeld via gezonde ecosysteemdiensten[1]. In Figuur 3‑5 zijn voorbeelden van ecosysteemdiensten in Nederland gegeven (PBL, 2014). Onder andere bij het kijken naar alternatieve inkomstenbronnen zullen ecosysteemdiensten een bouwsteen kunnen zijn.

Deze albeelding laat voorbeelden van ecosysteemdiensten zien. Deze voorbeelden zijn onderverdeeld in productiediensten, culturele diensten en regulerende diensten. De voorbeelden van productiediensten zijn voedsel, drinkwater, water voor overig gebruik, hout, vezels en genetische bronnen en biomassa voor energie. De voorbeelden van culturele diensten zijn groene recreatie, natuurlijk erfgoed, symbolische waarde, wetenschap en educatie. De voorbeelden van regulerende diensten zijn kunstgescherming, reinigend vermogen bodem, water en lucht, bodemvruchtbaarheid, plaagonderdrukking, bodemerosie, bestuiving, koolstofvastlegging, waterberging, verkoeling in de stad en absorptie geluid, wind en visuele verstoring.

Figuur 3‑5: Voorbeelden van ecosysteemdiensten in Nederland

  • 1 Ecosystemen zijn de drager van het menselijk bestaan. Productiediensten zorgen voor bijvoorbeeld voedsel, water en hout. Regulerende diensten bepalen mede de omstandigheden waarin de mens leeft door bijvoorbeeld CO2-vastlegging en waterveiligheid. Culturele diensten dragen in belangrijke mate bij aan ons welbevinden door de schoonheid van de natuur en de identiteit die ze culturen verschaffen. Mogelijk speelt de mondiale achteruitgang van ecosysteemdiensten een rol bij actuele crises zoals klimaatopwarming, voedselproblematiek, overstromingen en droogte, verwoestijning, armoede, conflict en migratiestromen. Zie verder: https://www.pbl.nl/ecosysteemdiensten-0