Grensoverschrijdende effecten

Om eventuele grensoverschrijdende effecten van het NPLG in te kunnen schatten zijn een aantal uitgangspunten van het NPLG van belang:

  1. Het NPLG richt zich op landelijk gebied

  2. Het NPLG is een nationaal programma en geldt alleen voor Nederland

  3. Het NPLG bestaat uit structurerende keuzes die met name invloed gaan hebben op de landbouwsector.

Het NPLG is een beleidsprogramma onder de NOVI. Nederland heeft zich op meerdere terreinen Europees en internationaal verplicht aan diverse natuur-, water- en klimaatdoelstellingen. De samenhang van deze doelen en de maatregelen die nodig zijn om de doelen in Nederland te realiseren zijn samengebracht in het NPLG. In het NPLG zijn de doelen voor Natuur, Water en Klimaat door vertaald naar doelen op rijks- en provinciaal niveau. Om alle noodzakelijke veranderingen in het landelijk gebied in samenhang vorm te geven stuurt het NPLG op de ruimtelijke consequenties via structurerende keuzes. Daarmee wil Nederland een duurzame toekomst van het landelijk gebied realiseren. In 2050 kent Nederland een robuuste ruimtelijke structuur voor landbouw en natuur, passend bij de kwaliteiten van gebieden en de kenmerken van water en bodem.

In het planMER zijn de mogelijke effecten van de structurerende keuzes in beeld gebracht. Effecten houden niet op bij onze grenzen. Afhankelijk van de toepassing van de structurerende keuze (waar, hoe en in welke mate) kunnen effecten grensoverschrijdend zijn. Hieronder wordt per structurerende keuze aangegeven of er sprake is van een grensoverschrijdend effect, dan wel of het nationaal toepassen van de keuze invloed heeft op de effectiviteit van de structurerende keuze.

Overgangsgebieden grenzen aan N2000-gebieden. Bij het inrichten van overgangsgebieden zal er over het algemeen sprake zijn van een extensievere vorm van landbouw. Dit levert een afname van emissies op wat in de grensstreek tot positieve effecten leidt die ook grensoverschrijdend kunnen zijn. Anderzijds kunnen de knelpunten voor Nederlandse N2000-gebieden langs de grens (deels) ook in het buitenland liggen. In dat geval zullen ook maatregelen in het buitenland genomen moeten worden, af te stemmen op internationaal niveau omdat anders de positieve effecten op biodiversiteit, de abiotische omstandigheden en de hydrologische condities van de Nederlandse N2000-gebieden niet of nauwelijks zullen optreden. De effectiviteit van de keuze wordt in zo’n geval minder.

Inpassing van natuur en natuurinclusieve landbouw zal in het algemeen leiden tot een afname van emissies. Direct in de grensstreek maar ook op wat grotere afstanden kan dit tot positieve effecten ten aanzien van bijvoorbeeld stikstofdepositie leiden. De verwachting is echter dat het grensoverschrijdende effect marginaal zal zijn.

Invulling 10% groenblauwe dooradering is vooral bedoeld om natuurgebieden met elkaar te verbinden. Zonde als dit stopt bij de grens. Internationale afspraken zorgen er voor dat ook natuurgebieden in het buitenland verbonden worden met onze Nederlandse natuurgebieden waardoor de effectiviteit van deze invulling wordt vergroot. Dit biedt dus voornamelijk kansen. Daarnaast is het ook vanuit cultuurhistorisch perspectief een structurerende keuze die de nodige kansen biedt voor verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in grensstreken.

Peilopzet veenweide zorgt voor minder broeikasgasemissies en beperkte bodemdaling. De vermindering van deze emissies zal ook internationaal zijn effect hebben.

Waterbeschikbaarheid verzilte gebieden en de aanpassing van landgebruik hierop is eveneens een structurerende keuze die alleen zijn effect in Nederland heeft. Het gaat hier met name om de gebieden grenzend aan ‘zoute’ wateren, deze bevinden zich in het westen en noorden van Nederland grenzend aan de Noordzee. Grensoverschrijdende effecten zullen zich bij deze structurerende keuze in beperkte mate voordoen.

Ruimte voor vasthouden, bergen en afvoeren van water langs waterkeringen, rivierbedden en grote wateren heeft met name zijn effecten in Nederland. Met name op nationaal niveau zal geprofiteerd worden van het vasthouden van water en zal voldoende ruimte voor piekopvang er voor zorgen dat in de toekomst rivieren niet meer buiten hun oevers zullen treden. Wel is het zo, dat de opgave voor waterberging in Nederland voor grensoverschrijdende wateren mede wordt bepaald door maatregelen voor waterberging in het buitenland. Dit valt echter buiten de scope van dit planMER.

Water vasthouden en minder snel afvoeren op hoge zandgronden gaat over herstel van de sponswerking van de bodem en bereiken van een robuust grondwatersysteem. Deze keuze is gericht op hoge zandgronden. Een groot deel van de hoge zandgronden in Nederland bevinden zich langs de oostgrens en zuidgrens. Effecten zullen dus niet alleen in Nederland maar ook in Duitsland en België optreden. Over het algemeen zijn de effecten neutraal en positief. Alleen voor de chemische waterkwaliteit is er op korte termijn kans op een beperkt negatief effect vanwege mogelijke uitspoeling van verontreinigde stoffen uit landbouwgebieden. Hiervoor zullen tijdelijke maatregelen genomen moeten worden. Op langere termijn verdwijnen deze effecten geleidelijk.

Verhogen grondwaterpeilen op hoge zandgronden zorgt voor minder verdroging. Net als bij water vasthouden en minder snel afvoeren op hoge zandgronden zullen ook hier de effecten grensoverschrijdend zijn. Met name om de korte termijneffecten van deze keuze op de chemische waterkwaliteit te voorkomen zullen tijdelijke maatregelen genomen moeten worden.

Grootschalig beekdalherstel op hoge zandgronden zorgt voor een betere waterkwaliteit en dragen bij aan de infiltratie van grondwater. Stroomgebieden zijn over het algemeen niet gericht van Nederland naar Duitsland of België maar andersom. Het effect van deze structurerende keuze is daarom niet of nauwelijks relevant ten aanzien van grensoverschrijding. Andersom kunnen maatregelen in Duitsland of België wel van invloed zijn op de kwaliteit in Nederland. Dit valt echter buiten de scope van dit planMER.

Beperken grondwateronttrekkingen rond Natura 2000-gebieden op hoge zandgronden zorgt voor het voorkomen van verdroging van deze gebieden. In de grensstreek bevinden zich verschillende Natura-2000 gebieden. Toepassing van deze structurerende keuze leidt niet tot negatieve effecten waardoor geen maatregelen genomen hoeven te worden om effecten te voorkomen.

Zorgvuldig omgaan met areaal landbouwgrond gaat over het bewust omgaan met een functiewijziging van agrarische grond op basis van een afwegingskader zorgvuldig omgaan met areaal landbouwgrond. De grensstreek kent landbouwgronden die op basis van het afwegingskader minder geschikt zijn (in meer of mindere mate uitdagingen kennen). Bij toepassing van de structurerende keuze “zorgvuldig omgaan met landbouwgrond” zal in die gevallen meer natuur ontwikkeld worden wat ook voor onze buurlanden in de grensstreek tot positieve effecten kan leiden voor de biodiversiteit en de abiotische omstandigheden.

In het algemeen kan gesteld worden dat er vanuit de structurerende keuzes enige kansen liggen voor positieve effecten die voornamelijk in de grensstreek soms tot (lokaal) positieve grensoverschrijdende effecten kan leiden. De mate waarin dit het geval zal zijn is op dit moment niet aan te geven. Vermindering van emissies van broeikasgassen levert ook grensoverschrijdende positieve effecten.