Structurerende keuze 7: Water vasthouden en minder snel afvoeren op hoge zandgronden

In dit hoofdstuk wordt de effectbeoordeling en gevoeligheidsanalyse weergegeven op structurerende keuze 7: Water vasthouden en minder snel afvoeren op hoge zandgronden.

Tabel 6‑7 geeft een samenvatting weer van de effecten van structurerende keuze 7. Hierin staat de effectbeoordeling van het voornemen, waarbij de waardering gegeven is ten opzichte van de referentiesituatie (huidige situatie + trend). Ook wordt het effect van de variaties van de structurerende keuze weergegeven. De beoordeling van de variaties is ten opzichte van het voornemen. Dus geeft de variatie een onderscheidend effect ten aanzien van de beoordeling van het voornemen. Tabel 3‑1 geeft een toelichting op de symbolen in de samenvattende Tabel 6‑6.

Tabel 6‑7: Samenvattende tabel voor structurerende keuze 7: Water vasthouden en minder snel afvoeren op hoge zandgronden

Landbouw

Deze tabel laat de beoordeling zien van structurerende keuze 7: Water vasthouden en minder snel afvoeren op hoge zandgronden op de indicatoren onder het thema ‘Landbouw’. De indicator ‘Oppervlakte landbouwgrond’ heeft een huidige situatie van 2 miljoen hectare en een negatieve trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is geen of nagenoeg geen gevolgen. De huidige situatie van de indicator ‘Verdienvermogen van agrariërs is € 100.000 per onbetaalde arbeidsjaareenheid met een positieve trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is een kans op negatief effect.

Milieukwaliteit en gezondheid

Deze tabel laat de beoordeling zien van structurerende keuze 7: Water vasthouden en minder snel afvoeren op hoge zandgronden op de indicatoren onder het thema ‘Milieukwaliteit en gezondheid’. De indicator ‘Milieugezondheidsrisico’s heeft een redelijke huidige situatie waarbij geen sprake is van een trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is geen of nagenoeg geen gevolgen.

Klimaat

Deze tabel laat de beoordeling zien van structurerende keuze 7: Water vasthouden en minder snel afvoeren op hoge zandgronden op de indicatoren onder het thema ‘Klimaat’. De indicator ‘Emissie broeikasgassen’ heeft een slechte huidige situatie waarbij geen sprake is van een trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is een kans op positief effect. De indicator ‘Vastleggen koolstof’ heeft een slechte huidige situatie waarbij geen sprake is van een trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is een kans op positief effect.

Natuur

Deze tabel laat de beoordeling zien van structurerende keuze 7: Water vasthouden en minder snel afvoeren op hoge zandgronden op de indicatoren onder het thema ‘Natuur’. De indicator ‘Emissie stikstof’ heeft een slechte huidige situatie waarbij sprake is van een positieve trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is geen of nagenoeg geen gevolgen. De indicator ‘Biodiversiteit’ heeft een slechte huidige situatie waarbij sprake is van een negatieve trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is een kans op positief effect. De indicator ‘Abiotische omstandigheden’ heeft een slechte huidige situatie waarbij geen sprake is van een trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is een kans op positief effect. De indicator ‘Areaal natuurgebieden’ heeft een redelijke huidige situatie waarbij sprake is van een positieve trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is geen of nagenoeg geen gevolgen. De indicator ‘Connectiviteit natuurgebieden’ heeft een redelijke huidige situatie waarbij sprake is van een positieve trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is geen of nagenoeg geen gevolgen. De indicator ‘Hydrologische condities in Natura 2000-gebeiden’ heeft een slechte huidige situatie waarbij sprake is van een negatieve trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is een kans op positief effect.

Water

Deze tabel laat de beoordeling zien van structurerende keuze 7: Water vasthouden en minder snel afvoeren op hoge zandgronden op de indicatoren onder het thema ‘Water’. De indicator ‘Ecologische kwaliteit oppervlaktewater’ heeft een redelijke huidige situatie waarbij sprake is van een positieve trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is voor de korte termijn zowel een kans op positief effect als een kans op negatief effect. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is voor de lange termijn geen of nagenoeg geen gevolgen. De indicator ‘Chemische kwaliteit oppervlaktewater’ heeft een redelijke huidige situatie waarbij sprake is van een positieve trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is een kans op negatief effect.

Bodem

Deze tabel laat de beoordeling zien van structurerende keuze 7: Water vasthouden en minder snel afvoeren op hoge zandgronden op de indicatoren onder het thema ‘Bodem’. De indicator ‘Kwalitatieve toestand grondwaterlichamen’ heeft een redelijke huidige situatie waarbij sprake is van een negatieve trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is geen of nagenoeg geen gevolgen. De indicator ‘Kwantitatieve toestand grondwaterlichamen’ heeft een redelijke huidige situatie waarbij geen sprake is van een trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is een kans op positief effect. De indicator ‘Bodemdaling landelijk gebied’ heeft een slechte huidige situatie waarbij sprake is van een negatieve trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is geen of nagenoeg geen gevolgen.

Landschap en ruimtelijke kwaliteit

Deze tabel laat de beoordeling zien van structurerende keuze 7: Water vasthouden en minder snel afvoeren op hoge zandgronden op de indicatoren onder het thema ‘Landschap en ruimtelijke kwaliteit’. De indicator ‘Belevingswaarde’’ heeft een goede huidige situatie waarbij sprake is van een negatieve trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is geen of nagenoeg geen gevolgen. De indicator ‘Gebruikswaarde’ heeft een goede huidige situatie waarbij sprake is van een positieve trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is geen of nagenoeg geen gevolgen. De indicator ‘Toekomstwaarde’ heeft een redelijke huidige situatie waarbij sprake is van een positieve trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is een kans op positief effect.  De indicator ‘Herkomstwaarde’’ heeft een slechte huidige situatie waarbij sprake is van een negatieve trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is geen of nagenoeg geen gevolgen.

Hieronder wordt per maatgevende indicator, een nadere toelichting gegeven voor de effectbeoordeling. Het hoofdstuk per structurerende keuze sluit af met een beschrijving van het effect van de variaties ten opzichte van het voornemen.

Landbouw

Oppervlakte landbouwgrond

Op hoge zandgronden wordt het water langer vastgehouden en minder snel afgevoerd. Daarmee wordt de sponswerking van de bodem hersteld en wordt een robuust grondwatersysteem bereikt. Water langer vasthouden en minder snel afvoeren heeft in beginsel geen invloed op de oppervlakte landbouwgrond.

Effect op oppervlakte landbouw: geen of nagenoeg geen gevolgen (•)

Aantal agrariërs

Op hoge zandgronden wordt het water langer vastgehouden en minder snel afvoert. Daarmee wordt de sponswerking van de bodem hersteld en wordt een robuust grondwatersysteem bereikt. Water langer vasthouden en minder snel afvoeren kan invloed hebben op het opbrengend vermogen van de grond. En dientengevolge kan het zo zijn dat een agrariër meer grond nodig heeft om eenzelfde inkomen te vergaren. En dus kan het negatief van invloed zijn op het aantal agrariërs.

Verdienvermogen van agrariërs

Op hoge zandgronden wordt het water langer vastgehouden en minder snel afvoert. Daarmee wordt de sponswerking van de bodem hersteld en wordt een robuust grondwatersysteem bereikt. Water langer vasthouden en minder snel afvoeren kan invloed hebben op het opbrengend vermogen van de grond. Bijvoorbeeld bij intensieve tuinbouw (kapitaalintensieve gewassen) kunnen de planten daar last van hebben. En dientengevolge kan dit het verdienvermogen van de agrariër negatief beïnvloeden.

Effect verdienvermogen van agrariërs: kans op negatief effect ()

Milieukwaliteit en gezondheid

Milieugezondheidsrisico’s (Geurhinder, Fijnstof, Dierziekten & Zoönosen en Volksgezondheid)

Bij water vasthouden en minder snel afvoeren op hoge zandgronden doen zich naar verwachting geen noemenswaardige kansen voor om ruimtelijke beslissingen te nemen die kunnen leiden tot het laten afnemen van bedrijfs- en dierdichtheden door het vergroten van afstanden tussen bedrijven of tussen bedrijven en gevoelige bestemmingen of die kunnen leiden tot extensivering. Dit zal geen noemenswaardige voordelen bieden op de aspecten zoals genoemd onder milieugezondheidsrisico: geurhinder, fijnstof, dierziekten en zoönosen en volksgezondheid. Water vasthouden en minder snel afvoeren op hoge zandgronden als structurerende keuze levert daarom geen positieve kansen ten aanzien van milieugezondheidsrisico’s.

Effect op milieugezondheidsrisico: geen of nagenoeg geen gevolgen (•)

Klimaat

Emissie broeikasgassen

Voor de structurerende keuze water vasthouden en minder snel afvoeren op hoge zandgronden is een positief effect te verwachten op CO2-emissies doordat de sponswerking zorgt dat sterfte of groeibeperking wordt voorkomen bij natuur en bij blijvend grasland. In de natuur kan intense of langdurige droogte grote sterfte van vegetatie veroorzaken. Daarnaast neemt de kans op natuurbranden toe. Zowel bij sterfte als bij brand wordt de in de vegetatie vastgelegde koolstof omgezet in CO2 en geëmitteerd. Bij brand kunnen emissies van CH4 en N2O optreden door onvolledige verbranding. Eénmaal gestorven vegetatie herstelt in droogtegevoeligere gebieden vaak maar beperkt – de afname van de in vegetatie vastgelegde koolstof is ‘semipermanent’. Door water langer vast te houden neemt het risico op langdurige droogte en daarmee de kans op vegetatie sterfte, natuurbrand en op emissie van CO2 af ten opzichte van de referentie.

Water langer vasthouden betekent in principe ook een hogere grondwaterstand. Een hogere grondwaterstand leidt bij bemeste landbouwbodems tot hogere N2O-emissies. Droge bodems zijn gevoeliger voor nitraatuitspoeling dan bodems met een hoge grondwaterstand waar denitrificatie, de omzetting van NO3- in stikstofgas (N2), plaatsvindt. Nitraat wordt in bodems met een hoge grondwaterstand onder zuurstofloze omstandigheden (deels) omzet in lachgas (N2O). Op zandgronden en met name op de droge gronden in het zuidoostelijk zandgebied is vaak voldoende zuurstof in de bodem aanwezig, waardoor er een grotere kans is op uitspoeling van nitraat en toename van lachgasemissies relatief beperkt is.

Effect op emissie broeikasgassen: kans op positief effect ()

Vastlegging koolstof

In de natuur kan intense of langdurige droogte grote sterfte van vegetatie veroorzaken. Daarnaast neemt de kans op natuurbranden toe. Zowel bij sterfte als bij brand wordt de in de vegetatie vastgelegde koolstof omgezet in CO2 en geëmitteerd. In beide gevallen neemt de vastgelegde hoeveelheid koolstof af. Met de structurerende keuze water vasthouden en minder snel afvoeren op hoge zandgronden wordt de sponswerking vergroot, waardoor sterfte of groeibeperking wordt voorkomen bij natuur en blijvend grasland. Ook neemt de kans op natuurbranden af. Dit zorgt voor een kans op positief effect voor de vastlegging van koolstof in bodems.

Effect op vastlegging koolstof: kans op positief effect ()

Natuur

Stikstofemissie

Op de hoge zandgronden wordt door deze structurerende keuze het landgebruik niet anders. Hierdoor wordt het effect op stikstofemissie als neutraal beoordeeld.

Effect op stikstofemissie: geen of nagenoeg geen gevolgen (•)

Biodiversiteit

De biodiversiteit is gebaat bij een goede sponswerking van de bodem en een robuust grondwatersysteem omdat dit zorgdraagt voor waterbeschikbaarheid voor de vegetatie en daarmee ook voor de fauna die hier afhankelijk van is. Bodemleven ondervindt hiervan ook de meerwaarde omdat grondwaterstand hoger wordt en langdurige droge periodes minder snel een negatief effect zullen hebben. Het leven blijft langer leven. Hierdoor geldt een kans op positief effect omdat water onmisbaar is voor levende organismen en door deze structurerende keuze de waterbeschikbaarheid bevordert.

Effect op biodiversiteit: kans op positief effect ()

Abiotische factoren

De abiotische factoren worden positief beïnvloed door deze structurerende keuze. Vochtgehalte in de bodem wordt positief beïnvloed.

Effect op abiotische factoren: kans op positief effect ()

Areaal natuurgebieden

Deze structurerende keuze heeft geen invloed op het areaal natuurgebieden (neemt niet toe of af). Daarmee is deze keuze als neutraal bestempeld.

Effect op areaal natuurgebieden: geen of nagenoeg geen gevolgen (•)

Connectiviteit

De structurerende keuze heeft geen direct effect op de connectiviteit van natuurgebieden. Wel kunnen dieren en planten beter overleven indien water langer/beter wordt vastgehouden op de hoge zandgronden wat een kleine plus is op de connectiviteit van natuurgebieden (betere overlevingskansen door hersteld grondwatersysteem), waardoor de periode van het jaar waarop verplaatsing tussen natuurgebieden kan plaatsvinden iets wordt vergroot, maar is slecht een marginaal effect als andere maatregelen niet worden genomen.

Effect op connectiviteit: geen of nagenoeg geen gevolgen (•)

Hydrologische condities Natura 2000-gebieden

De structurerende keuze water vasthouden en minder snel afvoeren op hoge zandgronden heeft een positief effect op de hydrologische condities van verdroogde natuurgebieden. Door de sponswerking wordt de grondwaterstand in voorjaar en zomer verhoogd. Dit is nu vaak een knelpunt in natuurgebieden. Door het vasthouden van water in de hoger gelegen gebieden, kan dit water weer opkwellen in lagere gebieden. Dit stimuleert de kwelstroom. Daarnaast is minder toevoer van gebiedsvreemd water nodig om toch een bepaalde grondwaterstand te behouden.

Effect op hydrologische condities Natura 2000-gebieden: kans op positief effect ()

Water

Ecologische waterkwaliteit

Deze structurerende keuze heeft positieve gevolgen voor de watervoerendheid van sloten. Gedurende langere tijd blijft er water staan in de sloten en blijven waterlopen stromend. Dit is een voorwaarde voor goed ecologisch functioneren van watersystemen. Dit kan worden beschouwd als een positief effect. Als echter de sloot gedempt wordt dan is de sponswerking verhoogd, maar is er geen waterleven meer in de sloot. Daar staat tegenover dat hogere grondwaterstanden mogelijk leiden tot toename van uitspoeling van fosfaat uit landbouwgebied. Bij hogere grondwaterstanden wordt het fosfaat meer mobiel en komt zo in het oppervlaktewater en ook in omliggende natuurgebieden. Dit effect kan weer gecompenseerd worden door meer gewasopname van nutriënten. Daardoor zal minder uitspoelen. Op korte termijn zijn er daarom zowel positieve als negatieve gevolgen mogelijk. Op langere termijn is het effect op de ecologische waterkwaliteit ingeschat als neutraal.

Effect op ecologische waterkwaliteit korte termijn: kans op zowel positief als negatief effect (↑↓)

Effect op ecologische waterkwaliteit lange termijn: geen of nagenoeg geen gevolgen (•)

Chemische waterkwaliteit

Hogere grondwaterstanden kunnen leiden tot toename van uitspoeling van verontreinigende stoffen uit landbouwgebied. Dit heeft mogelijk een negatief effect op de chemische waterkwaliteit. Op langere termijn verdwijnt dit effect slechts geleidelijk.

Effect op chemische waterkwaliteit: kans op negatief effect ()

Bodem

Kwalitatieve toestand grondwaterlichamen

Bij hogere grondwaterstanden wordt het fosfaat meer mobiel en komt meer in oplossing in het grondwater. Voor nitraat wordt juist een positief effect verwacht vanwege meer denitrificatie (omzetting van nitraat in stikstofgas). Voor de grote grondwaterlichamen op de zandgronden is nitraat een knelpunt en fosfaat niet. De positieve effecten die zouden optreden vanwege denitrificatie zijn echter pas op langere termijn, na 2027, merkbaar. Daarom scoort dit voornemen neutraal.

Effect op kwalitatieve toestand grondwaterlichamen: geen of nagenoeg geen gevolgen (•)

Kwantitatieve toestand grondwaterlichamen

Door water vast te houden stijgen grondwaterstanden en op langere termijn ook diepere stijghoogten. De aanvulling van het grondwatersysteem wordt verhoogd. Dit heeft een positief effect op de kwantitatieve toestand van grondwaterlichamen.

Effect op kwantitatieve toestand grondwaterlichamen: kans op positief effect ()

Bodemdaling landelijk gebied

De hoge zandgronden zijn weinig gevoelig voor bodemdaling. Effect is daarom neutraal.

Effect op bodemdaling landelijk gebied: geen of nagenoeg geen gevolgen (•)

Landschap en ruimtelijke kwaliteit

Belevingswaarde

In deze structurerende keuze worden geen directe keuzes gemaakt voor de inrichting van het landelijk gebied. Er wordt gesteld dat water op hoge zandgronden langer vastgehouden moet worden, maar dat kan op vele verschillende manieren, variërend van het verbeteren van bodemkwaliteit om sponswerking te vergroten tot het dempen/verondiepen van sloten om snelle afvoer tegen te gaan. Omdat de gevolgen voor de inrichting van het landelijk gebied sterk verschillen voor elke mogelijke methode, is het onzeker welke invloed deze structurerende keuze zal hebben op de belevingswaarde van het landschap.

De effecten van deze structurerende keuze op de belevingswaarde zijn onzeker. Vandaar dat een neutrale score is toegekend.

Effect belevingswaarde: geen of nagenoeg geen gevolgen (•)

Gebruikswaarde

Omdat deze structurerende keuze geen directe keuzes maakt voor de inrichting van het landelijk gebied, is nauwelijks te zeggen welke gevolgen de keuze heeft voor ruimtegebruik. Daarom is het lastig te bepalen of het ruimtegebruik zal wijzigen, en zo ja, op welke manier dit invloed heeft op meervoudig ruimtegebruik.

De effecten van deze structurerende keuze op meervoudig ruimtegebruik zijn onzeker. Vandaar dat een neutrale score is gegeven.

Effect op gebruikswaarde: geen of nagenoeg geen gevolgen (•)

Toekomstwaarde

Hoewel deze structurerende keuze geen directe keuzes maakt voor de inrichting van het landelijk gebied, wordt wel gestreefd naar een robuuster water- en bodemsysteem. Hierdoor zullen de zandgronden zich beter kunnen aanpassen aan tijden van droogte. Zodoende biedt deze structurerende keuze kansen voor het vergroten van de aanpasbaarheid van het gebied.

Het voornemen om water op hoge zandgronden langer vast te houden biedt kansen om deze gebieden op een meer aanpasbare wijze te gebruiken.

Effect op toekomstwaarde: kans op positief effect ()

Herkomstwaarde

In deze structurerende keuze worden geen directe keuzes gemaakt voor de inrichting van het landelijk gebied, en daarmee worden ook geen keuzes gemaakt die direct impact hebben op structuurdragers. Hoewel er maatregelen denkbaar zijn die mogelijk impact hebben op structuurdragers, zijn er ook maatregelen denkbaar die vrijwel geen effect hebben op structuurdragers.

De effecten van deze structurerende keuze op de herkomstwaarde zijn onzeker. Vandaar dat een neutrale score is toegekend.

Effect op herkomstwaarde: geen of nagenoeg geen gevolgen (•)

Effect van variaties op structurerende keuze 7

De onderstaande variaties gaat in op de structurerende keuze 7, Water vasthouden en minder snel afvoeren op hoge zandgronden. Er wordt alleen ingegaan op de indicatoren waar ten opzichte van het voornemen een effect wordt verwacht.

Bij variatie 1 wordt er geconcentreerd op het vasthouden van water in natuurgebieden en worden landbouwbodems zoveel mogelijk uitgezonderd. Hiermee wordt de sponswerking van de bodem hersteld en wordt een robuust grondwatersysteem bereikt. De variatie heeft minder invloed op het ‘verdienvermogen van agrariërs’ en zorgt dus voor een positiever effect ten opzichte van het voornemen. Voor het thema ‘Klimaat’ en de indicatoren ‘biodiversiteit’, ‘abiotische factoren’, ‘connectiviteit’ en ‘hydrologische condities Natura 2000-gebieden’ geeft deze variatie een negatiever effect ten opzichte van het voornemen doordat er alleen maar naar de natuurgebieden wordt gekeken en het de potentie van de structurerende keuze beperkt. Voor de indicator ‘ecologische kwaliteit oppervlaktewater’ geeft variatie 1 een positiever effect dan het voornemen, doordat het negatieve effect van uitspoeling van fosfaat uit landbouwgebied niet aan de orde meer is. Voor de bodemdaling in het landelijk gebied is er geen onderscheidend effect doordat zandgronden niet gevoelig zijn voor bodemdaling. Voor de indicator ‘kwantitatieve toestand grondwaterlichamen’ geldt dat op de schaal van grote grondwaterlichamen de variatie nauwelijks effect heeft op de grondwateraanvulling. Het effect is daarom negatiever dan het voornemen. Voor toekomstwaarde geldt dat een groot deel van de zandgronden niet worden meegenomen door landbouwgebieden zoveel mogelijk uit te zonderen. De variatie benadeelt daarom de kansen op een positief effect waardoor de variatie negatiever scoort ten opzichte van het voornemen.

Bij variatie 2 wordt ingezet op een zo groot mogelijk oppervlak om water in vast te houden. De variatie zorgt voor een groter negatief effect op het verdienvermogen van agrariërs ten opzichte van het voornemen. Voor het thema ‘Klimaat’ en de indicatoren ‘biodiversiteit’, ‘abiotische factoren’, ‘connectiviteit’ en ‘hydrologische condities Natura 2000-gebieden’ geeft de variatie een positiever effect ten opzichte van het voornemen, doordat in een groter gebied het water wordt vastgehouden wat de sponswerking ten goede komt. Voor ‘toekomstwaarde’ geldt dat de aanpasbaarheid van een groter gebied wordt verhoogd, wat de kansen versterkt op een positief effect ten opzichte van het voornemen.

Bij variatie 3 wordt er ingezet op een zo klein mogelijk oppervlak om water in vast te houden. De variatie zorgt voor een groter negatief effect op het ‘verdienvermogen van agrariërs’ ten opzichte van het voornemen. Voor het thema ‘Klimaat’ en de indicatoren ‘biodiversiteit’, ‘abiotische factoren’, ‘connectiviteit’ en ‘hydrologische condities Natura 2000-gebieden’ geeft de variatie een negatiever effect ten opzichte van het voornemen, doordat in een kleiner gebied het water wordt vastgehouden wat zorgt dat de reikwijdte van het voornemen wordt beperkt. Hiermee blijven de hydrologische condities in de natuurgebieden te droog. Voor de indicator ‘kwantitatieve toestand grondwaterlichamen’ geldt dat op de schaal van grote grondwaterlichamen de variatie nauwelijks effect heeft op de grondwateraanvulling. Het effect is daarom negatiever dan het voornemen. Voor ‘toekomstwaarde’ geldt dat variatie zicht richt op een klein gebied waardoor de aanpasbaarheid in slechts een klein gebied wordt verhoogd. De variatie benadeelt daarom de kansen op een positief effect waardoor de variatie negatiever scoort ten opzichte van het voornemen.