Informatie afbeelding: Richard Zomerdijk

Water

Onder dit thema wordt gekeken naar de huidige situatie en de trend voor de indicatoren Ecologische kwaliteit oppervlaktewater en Chemische kwaliteit oppervlaktewater.

In onderstaand kader wordt eerst aangegeven waarom deze indicatoren gekozen zijn voor dit thema. Daarna wordt per indicator de huidige situatie en de trends beschreven.

 Waarom deze indicatoren?

Oppervlaktewater wordt beoordeeld voor de chemische en de ecologische kwaliteit. Bij het bepalen van de beoordeling wordt het zogeheten 'one out, all out' principe toegepast dat gebaseerd is op het voorzorgprincipe: als één stof of één biologische maatlat niet voldoet, dan is het oordeel voor de maatlat onvoldoende. Voor de indicatoren geldt een verplichting per deelstroomgebied voor het bijhouden van de algehele toestand en trends.

De staat van water wordt in Nederland gemonitord ten behoeve van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) (CLO, 2020b). De KRW heeft als doel om het water in Europa te beschermen, ervoor zorgen dat alle wateren in Europa een ‘goede toestand’ bereiken en duurzamer gebruik van water te stimuleren. Uiterlijk 2027 moet een goede toestand voor alle wateren bereikt zijn. De KRW is de basis van het beleid in Nederland voor de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater. Grondwater wordt als indicator behandeld in paragraaf 'Bodem'.

Ecologische kwaliteit oppervlaktewater (w.o. concentratie nutriënten)

Huidige situatie

De ecologische kwaliteit van oppervlaktewater wordt beschouwd op basis van beoordelingen van de 'biologische kwaliteit', de 'algemene fysisch-chemische kwaliteit', de 'overig relevante verontreinigende stoffen' en 'hydromorfologie' (CLO, 2022e). Hierbij wordt het 'one out, all out' principe wordt toegepast.

De ecologische waterkwaliteit is in Nederland overal matig tot slecht (zie Figuur 5‑46). Bij 103 van de 741 waterlichamen is de biologische kwaliteit wel goed, maar doordat de fysisch-chemische kwaliteit of de kwaliteit van de overige, stroomgebied specifieke stoffen niet goed is, is de ecologische kwaliteit van deze waterlichamen toch onvoldoende. De fysisch-chemische kwaliteit van het oppervlaktewater is in 41% van de waterlichamen goed. In de andere waterlichamen is de kwaliteit matig, ontoereikend of slecht.

Deze afbeelding laat zien welke kwaliteitsbeoordeling het oppervlaktewater in Nederland krijgt volgens de Kaderrichtlijn Water. De chemische waterkwaliteit voldoet niet voor het overgrote deel van het oppervlaktewater. De ecologische waterkwalteit is in Nederland overal matig tot slecht.

 Figuur 5‑46: Beoordeling ecologische kwaliteit oppervlaktewater volgens KRW in 2021 (CLO, 2022e)

De belangrijkste oorzaken voor de matige tot slechte kwaliteit van het Nederlandse oppervlaktewater zijn:

  • Persistente stoffen waarvan de concentraties te hoog zijn door emissies in het verleden;

  • Emissies van diverse toxische stoffen waaronder bestrijdingsmiddelen;

  • Vermesting met de nutriënten stikstof en fosfor. Deze zorgen voor algengroei;

  • Inrichting (o.a. door kanalisering en verstening van oevers) en beheer van het water;

  • Versnippering door de aanwezigheid van gemalen en stuwen;

De agrarische sector heeft een negatieve invloed op de ecologische kwaliteit van oppervlaktewater door activiteiten als het bemesten van de landbouwgrond met toegediende kunstmest of dierlijke mest, wat rijk is aan de nutriënten stikstof en fosfor (CLO, 2022g). Deze nutriënten worden gemonitord als onderdeel van de fysisch-chemische kwaliteit van het oppervlaktewater. Omdat bemesting al decennia plaats vindt, is in veel bodems een voorraad stikstof en vooral fosfor aanwezig, aanvullend op de voorraad die van nature aanwezig is. Het opgeslagen fosfor spoelt gestaag uit naar het oppervlaktewater.

Andere relevante bronnen voor de belasting van oppervlaktewateren zijn emissies van rioolwaterzuivering, uit- en afspoeling van natuurgronden en aanvoer vanuit het buitenland via grensoverschrijdende wateren en stikstofdepositie uit de lucht. Door de zuivering van rioolwater zijn de emissies van huishoudelijk afvalwater de afgelopen 30 jaar sterk afgenomen en nu is de uit- en afspoeling vanaf landbouwgronden nationaal gezien de belangrijkste bron van nutriënten.

Trends

De ecologische kwaliteit is verbeterd ten opzichte van 2015 (zie Figuur 5‑47) (CLO, 2022e). Meer dan 60% van de wateren heeft nu een matige beoordeling gekregen, wat in 2015 nog minder dan 40% was.

Deze afbeelding laat zien welke kwaliteitsbeoordeling het oppervlaktewater in Nederland kreeg in 2015 en 2021 volgens de Kaderrichtlijn Water. De ecologische kwaliteit is verbeterd ten opzichte van 2015. De biologische en fysisch-chemische waterkwaliteit verbetert langzaam.

 Figuur 5‑47: Beoordeling ecologische kwaliteit oppervlaktewater volgens KRW (CLO, 2022e)

De biologische waterkwaliteit verbetert langzaam (CLO, 2022f). 14% van de waterlichamen heeft nu een goede kwaliteit, ten opzichte van 3% in 2009. Doordat sindsdien sommige beoordelingsmethoden zijn aangepast, is het echter onzeker in hoeverre de toename van het percentage waterlichamen met een goede kwaliteit kan worden toegeschreven aan een verbetering van de waterkwaliteit. Uit langdurige trendreeksen van de kwaliteit van macrofauna en waterplanten blijkt dat in de laatste 30 jaar de kwaliteit gemiddeld met 0,07 (op een schaal van 0 tot 1) is verbeterd.

De fysisch-chemische waterkwaliteit verbetert ook (CLO, 2022g). Een groter deel van de wateren heeft een (zeer) goede kwaliteit. De nutriëntenbelasting neemt de afgelopen jaren gestaag af, maar de uit- en afspoeling vanuit landbouwbodems blijft de belangrijkste bron (Ministerie van Infrastructuur en Water, 2022). De afgelopen jaren schommelt de jaarlijkse fosfor- en stikstofbelasting, maar er lijkt een lichte dalende trend te zijn (zie Figuur 5‑48).

Deze afbeelding laat de fosfor- en stikstofbelasting zien tussen 1990 en 2019. De afgelopen jaren schommelt de jaarlijkse fosfor- en stikstofbelasting, er lijkt een lichte dalende trend te zijn.

Figuur 5‑48: Trend in de fosfor- (boven) en stikstof-belasting (onder) in kilotonnen per bron in Nederland tussen 1990 en 2018, exclusief buitenlandse belasting via rivieren en beken (Ministerie van Infrastructuur en Water, 2022)

Conclusie

Er zijn geen oppervlaktewateren die voor alle ecologische kwaliteitselementen goed scoren. Vanwege het ‘one out, all out’-principe zijn er daarom geen oppervlaktewateren met het eindoordeel ‘goede ecologische kwaliteit. Toch scoort het merendeel van de kwaliteitselementen voor de meeste oppervlaktewaterlichamen wel goed. Daarom scoort de indicator Ecologische kwaliteit oppervlaktewater oranje.

Er is een licht positieve trend te zien voor de indicator Ecologische kwaliteit oppervlaktewater. Sinds 2015 hebben minder oppervlaktewateren een ontoereikende of slechte beoordeling gekregen en meer een matige beoordeling. Als gevolg van KRW-maatregelen die zijn opgenomen in het Stroomgebiedbeheerplan moet in 2027 een ‘goede ecologische toestand’ zijn bereikt. De verwachting is dat het voor de meeste waterlichamen nog wat langer zal duren voordat de ‘goede ecologische toestand’ zal worden bereikt. Wel zullen in steeds meer waterlichamen de doelen voor meer biologische kwaliteitselementen en meer biologie-ondersteunende stoffen en parameters worden bereikt. Daarom is de situatie na autonome ontwikkeling naar verwachting iets beter dan de huidige situatie. Omdat het 'one out, all out' principe wordt toegepast, laat dit zich niet zien in de beoordeling van de ecologische kwaliteit oppervlaktewater.

Deze afbeelding laat zien dat voor de indicator Ecologische kwaliteit oppervlaktewater de huidige staat redelijk is, verspreid zijn er knelpunten. Er is een positieve trend.

 Figuur 5‑49: Scoring huidige en referentiesituatie

Chemische kwaliteit oppervlaktewater (w.o. concentratie gewasbeschermingsmiddelen)

Huidige situatie

De chemische kwaliteit is gebaseerd op de 45 prioritaire stoffen of groepen van stoffen en Europees vastgestelde stoffen (CLO, 2023d). Onder deze 45 prioritaire stoffen vallen ook een aantal stoffen die nog wel voorkomen in het oppervlaktewater, maar die al in gebruik verboden zijn (zogenaamde ubiquitaire stoffen). Naast de prioritaire stoffen is er een lijst met specifieke verontreinigende stoffen, die onderdeel zijn van de ecologische kwaliteit. In 2022 voldeed bijna 90% van de waterlichamen in Nederland niet aan de eisen voor een goede chemische waterkwaliteit (zie Figuur 5‑50 en Figuur 5‑51).

Deze afbeelding laat zien welke kwaliteitsbeoordeling het oppervlaktewater in Nederland krijgt volgens de Kaderrichtlijn Water. De chemische waterkwaliteit voldoet niet voor het overgrote deel van het oppervlaktewater. De ecologische waterkwalteit is in Nederland overal matig tot slecht.

Figuur 5‑50: Beoordeling chemische kwaliteit oppervlaktewater volgens KRW in 2021 (CLO, 2022e)

Deze afbeelding laat de chemische toestand in oppervlaktewaterlichamen in Nederland zien voor prioritaire stoffen. In een groot deel van de oppervlaktewaterlichamen voldoen alle prioritaire stoffen. Er zijn een aantal oppervlaktewaterlichamen waarbij één tot zes prioritaire stoffen niet voldoen.
Deze afbeelding laat de chemische toestand in oppervlaktewaterlichamen in Nederland zien voor specifieke verontreinigende stoffen. Vrijwel geen van de oppervlaktewaterlichamen in Nederland voldoet aan alle specifieke verontreinigende stoffen, één of meer stoffen voldoen niet.

Figuur 5‑51: Kaart met de beoordeling van de chemische toestand van prioritaire stoffen (zonder ubiquitaire stoffen (dat zijn stoffen die overal ter wereld in de natuur voorkomen) en zonder nieuwe stoffen) (links) en de specifieke verontreinigende stoffen (rechts) in oppervlaktewaterlichamen (Ministerie van Infrastructuur en Water, 2022)

Van de chemische stoffen in oppervlaktewater die onder de KRW worden beoordeeld, heeft ook de agrarische sector een invloed op de gewasbeschermingsmiddelen. Ook voor de concentratie gewasbeschermingsmiddelen geldt het one-out/all-out principe van de KRW, waardoor een locatie al normoverschrijdend is als er één stof boven de norm wordt aangetroffen (CLO, 2023d). In Figuur 5‑52 is te zien dat in een groot deel van Nederland de normen voor gewasbeschermingsmiddelen worden overschreven.

Deze afbeelding laat zien op welke plekken in Nederland een normoverschrijding van gewasbeschermingsmiddelen in oppervlaktewater geconstateerd is. Door heel Nederland zijn er locaties met overschrijdingen.

Figuur 5‑52: Normoverschrijding gewasbeschermingsmiddelen in oppervlaktewater in 2021 (CLO, 2023d)

Cypermethrin, dichloorvos en de som heptachloor en -epoxide zijn gewasbeschermingsmiddelen die vallen onder de 45 prioritaire stoffen die worden beoordeeld in de KRW en in meer dan 5% van de beoordeelde oppervlaktewaterlichamen de milieukwaliteitseis overschrijden (Ministerie van Infrastructuur en Water, 2022). Daarnaast bestaan er carbendazim, esfenvaleraat, imidacloprid, lambda-cyhalothrin en methylpirimifos, gewasbeschermingsmiddelen die vallen onder de specifiek verontreinigende stoffen[1] en in meer dan 5% van de oppervlaktewateren de milieukwaliteitseis overschrijden. De agrarische sector heeft een belangrijk aandeel in de belasting van een aantal van deze gewasbeschermingsmiddelen (zie Figuur 5‑53). Imidacloprid is ondertussen verboden in de agrarische sector, waardoor dit relatief een kleiner aandeel heeft in de belasting.

Deze afbeelding laat zien dat de landbouw een groot aandeel heeft als bron van bestrijdingsmiddelen die de milieukwaliteitseisen overschrijden in meer dan 5% van de oppervlaktewaterlichamen.

Figuur 5‑53: Aandeel binnenlandse punt- en diffuse bronnen van bestrijdingsmiddelen die in meer dan 5% van de oppervlaktewaterlichamen de milieukwaliteitseisen overschrijden (alleen stoffen waarvan actuele gegevens bestaan) (Ministerie van Infrastructuur en Water, 2022)

Trends

De beoordeling van de chemische kwaliteit geeft een ongunstiger beeld dan in 2015 (zie Figuur 5‑54) (CLO, 2022e). Een belangrijke oorzaak hiervan is dat sommige normen zijn aangescherpt en er meer stoffen zijn beoordeeld.

Deze afbeelding laat zien welke kwaliteitsbeoordeling het oppervlaktewater in Nederland kreeg in 2015 en 2021 volgens de Kaderrichtlijn Water. De ecologische kwaliteit is verbeterd ten opzichte van 2015. De biologische en fysisch-chemische waterkwaliteit verbetert langzaam.

Figuur 5‑54: Beoordeling kwaliteit oppervlaktewater volgens KRW (CLO, 2022e)

Het aantal overschrijdingen van de norm voor chronische blootstelling is sinds de referentieperiode 2011-2013 met ruim 50 procent afgenomen en het aantal metingen waarbij de norm voor acute blootstelling wordt overschreden is tegelijkertijd met circa 65 procent afgenomen (zie Figuur 5‑55) (CLO, 2023d). Het aantal overschrijdingen lag in de periode 2019-2021 nog ruim boven het einddoel voor 2021-2023. Sinds 2018 is er een afvlakking van de afname te zien, waardoor een aanzienlijke beleidsinspanning nodig is om het einddoel te halen. Voor 2021 lijkt de trend - gebaseerd op het driejaarlijks voortschrijdend gemiddelde voor de chronische blootstelling - licht opwaarts te zijn, terwijl de jaarwaarde van 2021 licht afneemt. De jaarwaarden vallen in die periode nog wel in de onzekerheid van de trend. Ook het aandeel locaties waar de norm voor een of meerdere stoffen wordt overschreden is tussen 2013 en 2021 amper afgenomen, wat komt door het one-out/all-out principe.

Deze afbeelding laat zien dat het aantal overschrijdingen van normen voor gewasbescherming volgens de Kaderrichtlijn Water is afgenomen sinds 2013.

Figuur 5‑55: Aantal overschrijdingen van normen gewasbescherming volgens de KRW tussen 2013 en 2021 (CLO, 2023d)

Naar verwachting van de waterbeheerders zal de chemische waterkwaliteit de komende jaren verbeteren door gerichte maatregelen. Toch zal een aantal stoffen zal in veel oppervlaktewaterlichamen voorlopig niet voldoen aan de KRW-doelen. Het betreft onder meer ubiquitair prioritaire stoffen; dit zijn stoffen die reeds aanwezig zijn in het milieu en ondanks sterke reductie van de bronnen nog lagere tijd de normen zullen overschrijden.

Conclusie

Er is een aantal oppervlaktewateren die een voldoende beoordeling krijgen voor chemische kwaliteit, maar het grootste deel van de wateren voldoet niet. Omdat er een one-out/all-out principe geldt, is het moeilijk om oppervlaktewateren naar een voldoende beoordeling te krijgen. Hoewel er in de huidige situatie nog veel oppervlaktewateren onvoldoende worden beoordeeld, kan ook worden gesteld dat het merendeel van de chemische stoffen wel voldoet aan de gestelde norm. Om deze reden scoort de indicator Chemische kwaliteit oppervlaktewater oranje.

Over het afgelopen decennium is de blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen afgenomen. Eenzelfde trend is zichtbaar voor veel metalen en nadere chemische stoffen. Aan de andere kant hebben aangescherpte normen en een toename van het aantal stoffen waarop beoordeeld wordt ertoe geleid dat het oordeel voor de chemische kwaliteit vaak niet is verbeterd. Vanwege de getroffen en nog te treffen maatregelen zal er wel een (lichte) verbetering van de chemische waterkwaliteit optreden.

Deze afbeelding laat zien dat voor de indicator Chemische kwaliteit oppervlaktewater de huidige staat redelijk is, verspreid zijn er knelpunten. Er is een positieve trend.

Figuur 5‑56: Scoring huidige en referentiesituatie

  • 1 Het verschil tussen prioritaire stoffen en specifiek verontreinigde stoffen is in het algemeen dat prioritaire stoffen actieve ingrediënten of hulpstoffen zijn waarvan bekend is dat ze een potentieel risico vormen voor mens en milieu, terwijl specifiek verontreinigde stoffen onbedoeld verontreiniging zijn die in zeer kleine hoeveelheden aanwezig kunnen zijn in gewasbeschermingsmiddelen.