Het voornemen
Hoe worden de doelen en kaders meegegeven aan de provincies?
Om de gestelde doelen van het NPLG op het gebied van natuur, bodem en water en klimaat (zoals toegelicht in de paragraaf 'De doelen van het NPLG') te behalen en daarbij de toekomstbestendigheid van het landelijk gebied te waarborgen, zijn structurerende keuzes geformuleerd. Deze set van structurerende keuzes verduidelijkt de kaders en de bandbreedte waarmee provincies zelf kunnen uitwerken wat waar wel en niet kan. De structurerende keuzes zijn het resultaat van diverse routes van beleidsontwikkeling van de rijksoverheid met maatschappelijke partners, tussen onderdelen van rijksbeleid en van rijk en decentrale overheden. In bijlage 3 is de totstandkoming van deze structurerende keuzes beschreven.
Het is kenmerkend voor de ambitie van het NPLG om samenhang te creëren in rijksbeleid voor het landelijk gebied en samenhang te vragen van provincies in de maatregelenpakketten. Het Rijk schetst de randvoorwaarden, waarbinnen provincies in de gebiedsprogramma’s zelf kunnen aangeven welk landgebruik en maatregelen passend zijn bij het gebied.
Wat zijn structurerende keuzes:
De structurerende keuzes bevatten ordenende principes, die richting geven aan de ruimtelijke inrichting. De keuzes gaan in op de wenselijkheid en onwenselijkheid van (nieuwe) activiteiten in het landelijk gebied. Daarmee beschrijft het NPLG de richting voor de ruimtelijke uitwerking van de gebiedsprogramma’s door de provincies.
De structurerende keuzes als voornemen
Het voornemen dat onderzocht gaat worden in het m.e.r. van het NPLG bestaat uit een set van structurerende keuzes uit het Ontwikkeldocument van het NPLG die een kader vormen voor de verschillende provincies, en die gebruikt kunnen/ moeten worden om de landelijk gestelde doelen, met provinciale verdeelsleutels (indien aanwezig), te halen. In het planMER worden de effecten van de structurerende keuzes onderzocht.
De structurerende keuzes zijn te verdelen in twee categorieën:
-
Keuzes met directe doorwerking naar de gebiedsprogramma’s. De structurerende keuzes van de rijksoverheid laten ruimte voor regionaal maatwerk, maar moeten wel een plek krijgen in de gebiedsprogramma’s. Voor deze keuzes wordt in principe uitgegaan van beleidsmatige doorwerking in de gebiedsprogramma’s. Richting vaststelling van het NPLG kunnen de keuzes voorzien worden van planologische borging en wordt onderzocht of juridische borging noodzakelijk is.
-
Keuzes die meekoppelen in het opstellen van de gebiedsprogramma’s. Het gaat hier om keuzes die kunnen meeliften op de aanpak van de gebiedsprogramma’s, maar die niet per definitie bijdragen aan de hoofddoelen van het NPLG. Meekoppelkansen betreffen ‘volksgezondheid’, ‘dierziekten en zoönose’, ‘geurhinder’ en ‘fijnstof’. Het NPLG biedt hier geen nieuwe taakstellende indicatieve doelen, maar er is wel urgentie om deze problematiek in sommige gebieden aan te pakken. De meekoppelende keuzes dienen vroegtijdig en integraal te worden meegewogen in het opstellen van de gebiedsprogramma’s door de provincies.
Het planMER richt zich op de structurerende keuzes met directe doorwerking naar de gebiedsprogramma’s. In de provinciale gebiedsprogramma’s worden de keuzes die meekoppelen in het opstellen van de gebiedsprogramma’s vroegtijdig en integraal meegewogen.
Een overzicht van de structurerende keuzes met een korte toelichting is te zien in Tabel 2 en, met uitzondering van landbouwgronden, gevisualiseerd in Figuur 2. In Bijlage 2 zijn de structurerende keuzes per keuze nader toegelicht.
Figuur 2: Structurerende keuzes (Ontwikkeldocument Nationaal Programma Landelijk Gebied)
Tabel 2: Toelichting structurerende keuzes met directe doorwerking
Beleidskeuzes | Structurerende keuzes met directe doorwerking | Bondige toelichting |
Natuur en stikstof | Overgangsgebieden | Een gebied rondom stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden waar functies en activiteiten een bijdrage moeten leveren aan natuurherstel |
Inpassing areaal agrarische natuur/landschapsgrond/ nieuwe natuur | Richting voor de wijze waarop deze nieuwe arealen ingepast kunnen worden en welke eigenschappen van het gebied daarbij in ogenschouw moeten worden genomen | |
Invulling 10% groenblauwe dooradering | Uitleg over inpassingsmogelijkheden van landschapselementen die bijdragen aan het realiseren van 10% groenblauwe dooradering | |
Water en Bodem Sturend | Bufferzones langs beekdalen op hoge zandgronden | Voor waterkwaliteit ruime bufferzones in beekdalen op zandgronden realiseren, tevens bijdragend aan infiltratie grondwater. |
Peilopzet veenweide | Toewerken naar vernatting van Veenweidegebieden om CO2-emissie en bodemdaling te beperken | |
Ruimte voor waterberging | Langs waterkeringen en rivierbedden, en langs grote wateren vanwege peilfluctuaties. Betere ruimtelijke inrichting en voor het vaststellen van grenzen aan het gebruik van grond- en oppervlaktewater. Voldoende ruimte piekopvang | |
Waterbeschikbaarheid verzilte gebieden | Acceptatie van tijdelijke toename regionale verzilting en aanpassing van het landgebruik hierop. | |
Landbouw | Bescherming landbouwgrond | Beschermen van landbouwgrond moet in de gebiedsprocessen nadrukkelijk aandacht krijgen, daarvoor worden uitgangspunten en een afwegingskader opgesteld |