Bijlage 1: Structurerende keuzes 1-12
Thema | Structurerende keuze 1: Overgangsgebieden |
Kernachtige formulering keuze | Overgangsgebieden zijn gebieden grenzend aan N2000-gebieden waarbinnen de activiteiten en het landgebruik zijn afgestemd op de instandhoudingsdoelen van het aangrenzende N2000-gebied. Opgaven voor natuur, water en klimaat zijn hier in samenhang met de landbouw uitgewerkt zodat systeemherstel van het betreffende N2000-gebied gerealiseerd wordt. |
Soort keuze | Keuze met directe doorwerking in gebiedsprogramma’s |
Toelichting, bijdrage aan doelen |
|
Samenhang met andere keuzes |
|
Variaties | Uitgangspunt bij deze keuze is dat het benodigde systeemherstel niet uitsluitend binnen de begrenzing van het betreffende N2000-gebied gerealiseerd kan worden en dat de aanwijzing van een overgangsgebied dus noodzakelijk is. De omvang en breedte van het gebied is in eerste instantie een gevolg van de fysische omstandigheden enerzijds en de benodigde systeemherstelmaatregelen anderzijds. Daarnaast kan bij de inrichting van het overgangsgebied gestuurd worden op verschillende vormen van landgebruik. Drie mogelijke variaties zijn daarom:
Daarnaast zijn 2 variaties gedefinieerd op sturingskracht:
|
Thema | Structurerende keuze 2: Inpassing areaal agrarische natuur/nieuwe natuur |
Kernachtige formulering keuze | Nieuwe natuur en agrarische natuur wordt gepland op locaties die op fysisch-geografische, hydrologische en ecologische aspecten optimaal geschikt zijn voor het realiseren van het betreffende natuurdoeltype. Daarbij wordt rekening gehouden met:
|
Soort keuze | Keuze met directe doorwerking in gebiedsprogramma’s |
Toelichting, bijdrage aan doelen |
|
Samenhang met andere keuzes |
|
Variaties | De natuurdoelen vallen vanuit het idee van multifunctionaliteit voor een belangrijk deel mee te koppelen met andere opgaven voor water, klimaat, stikstof en landbouwperspectief. De aansluiting bij fysisch-geografische, ecologische en hydrologische aspecten van een gebied zijn kaderstellend. Het gaat om de volgende variaties:
Daarnaast is er één variatie gedefinieerd op sturingskracht:
|
Thema | Structurerende keuze 3: Invulling 10% groenblauwe dooradering |
Kernachtige formulering keuze | Groenblauwe-dooradering sluit optimaal aan op de bestaande fysische, geografische, hydrologische en ecologische omstandigheden van het gebied. Daarnaast voorziet het waar mogelijk in verbindingen tussen punt-, lijn- en vlakelementen, om een ecologische en landschappelijke basiskwaliteit in het landelijk gebied te creëren, verbindingen tussen bestaande natuurgebieden van het Natuur Netwerk Nederland, en verbindingen met het groenblauwe netwerk in stedelijk gebied. |
Soort keuze | Keuze met directe doorwerking in gebiedsprogramma’s |
Toelichting, bijdrage aan doelen |
|
Samenhang met andere keuzes |
|
Variaties | GBDA kan verschillende doelen tegelijkertijd dienen, en is ook opgenomen als integrale maatregel om zowel bij te dragen aan het klimaat, natuur- en water doelen, als aan agrarisch perspectief. Het kan wel zo zijn dat GBDA ingericht kan worden vanuit verschillende invalshoeken. Gedacht wordt aan de volgende inhoudelijke variaties:
|
Thema | Structurerende keuze 4: Ruimte voor vasthouden, bergen en afvoeren |
Kernachtige formulering keuze | We creëren ruimte voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water in onze ruimtelijke inrichting, landgebruik en landbeheer. Hiermee vergroten we de veerkracht van zowel het hoofdwatersysteem als regionale watersystemen. Dit door het Rijk, de waterschappen, provincies en gemeenten uitgewerkt en in de gebiedsprogramma’s opgenomen. |
Soort keuze | Keuze met directe doorwerking in gebiedsprogramma’s |
Toelichting, bijdrage aan doelen |
|
Samenhang met andere keuzes |
|
Variaties | Er zijn een drietal inhoudelijke variaties geformuleerd voor deze keuze:
|
Thema | Structurerende keuze 5: Peilopzet veenweide |
Kernachtige formulering keuze | In laagveengebieden werken we toe naar vernatting van veenweidegebieden om CO₂ emissie en bodemdaling te beperken. We bewegen naar een grondwaterstand van 20 cm tot 40 cm onder maaiveld toe, afhankelijk van de bodemcompositie, omstandigheden van het watersysteem en de behoeften van het gebied. Het gaat hier om een grondwaterstand van 20 cm tot 40 cm onder maaiveld dat jaarrond moet worden gehandhaafd. Hiermee wordt bereikt dat bodemdaling wordt geminimaliseerd en uitstoot van broeikasgassen wordt gereduceerd. Dit wordt in NPLG-gebiedsprocessen door alle betrokken partijen samen uitgewerkt. |
Soort keuze | Keuze met directe doorwerking in gebiedsprogramma’s |
Toelichting, bijdrage aan doelen |
|
Samenhang met andere keuzes |
|
Variaties | Er zijn twee sturingsvarianten op deze keuze:
|
Thema | Structurerende keuze 6: Waterbeschikbaarheid verzilte gebieden |
Kernachtige formulering keuze | We vragen alle watergebruikers rekening te houden met en zelf maatregelen te nemen om beter bestand te zijn tegen periodes van extreme droogte, watertekorten en verzilting. |
Soort keuze | Keuze met directe doorwerking in gebiedsprogramma’s |
Toelichting, bijdrage aan doelen |
|
Samenhang met andere keuzes |
|
Variaties | Voor deze keuze is één inhoudelijke variatie geformuleerd:
|
Thema | Structurerende keuze 7: Water vasthouden en minder snel afvoeren op hoge zandgronden |
Kernachtige formulering keuze | Op hoge zandgronden houden we water langer vast en voeren het minder snel af. We herstellen daarmee de sponswerking van de bodem en bereiken een robuust grondwatersysteem. |
Soort keuze | Keuze met directe doorwerking in gebiedsprogramma’s |
Toelichting, bijdrage aan doelen | N.v.t. |
Samenhang met andere keuzes | N.v.t. |
Variaties | Voor deze keuze zijn drie inhoudelijke variaties geformuleerd:
|
Thema | Structurerende keuze 8: Verhogen grondwaterpeilen op hoge zandgronden |
Kernachtige formulering keuze | We verhogen de grondwaterpeilen met mogelijk 10 cm tot 50 cm. Daardoor wordt op de hoge zandgronden verdroging bestreden. |
Soort keuze | Keuze met directe doorwerking in gebiedsprogramma’s |
Toelichting, bijdrage aan doelen | N.v.t. |
Samenhang met andere keuzes | N.v.t. |
Variaties | Hierop zijn twee inhoudelijke variaties gedefinieerd:
Daarnaast zijn er twee variaties gedefinieerd op sturingskracht:
|
Thema | Structurerende keuze 9: Grootschalig beekdalherstel op hoge zandgronden |
Kernachtige formulering keuze | Voor waterkwaliteit ruime bufferstroken in beekdalen op zandgronden realiseren, tevens bijdragend aan infiltratie grondwater. In de gebiedsprocessen zetten we in op grootschalig herstel van beekdalen op zandgronden voor het verbeteren van de waterkwaliteit. Het uitgangspunt hierbij is de ontwikkeling van bufferstroken van 100 tot 250 meter aan beide zijden van de beek. Hiermee halen we niet alleen de doelen voor de waterkwaliteit (vanuit de KRW en de Nitraatrichtlijn) maar kunnen we ook ander doelstellingen realiseren (zoals natuur, GBDA en waterberging). |
Soort keuze | Keuze met directe doorwerking in gebiedsprogramma’s |
Toelichting, bijdrage aan doelen |
|
Samenhang met andere keuzes |
|
Variaties | De inhoudelijke variaties van deze keuze zijn:
Daarnaast zijn er drie variaties gedefinieerd op sturingskracht:
|
Thema | Structurerende keuze 10: Beperken grondwateronttrekkingen rond Natura 2000-gebieden op hoge zandgronden |
Kernachtige formulering keuze | Op hoge zandgronden beperken we de grondwateronttrekkingen rond N2000-gebieden. Daarmee voorkomen we verdroging van deze gebieden. Dit wordt in de gebiedsprocessen uitgewerkt. |
Soort keuze | Keuze met directe doorwerking in gebiedsprogramma’s |
Toelichting, bijdrage aan doelen | N.v.t. |
Samenhang met andere keuzes | N.v.t. |
Variaties | Er zijn twee inhoudelijke variaties gedefinieerd:
Daarnaast zijn er twee variaties gedefinieerd op sturingskracht:
|
Thema | Structurerende keuze 11: Zorgvuldig omgaan met areaal landbouwgrond |
Kernachtige formulering keuze | Bij het vormgeven van gebiedsprogramma’s wordt bij beoogde functieverandering van agrarische grond een zorgvuldige afweging gemaakt. Eventuele functiewijzigingen van landbouwgrond worden gemotiveerd aan de hand van het afwegingskader zorgvuldig omgaan met areaal landbouwgrond. Toepassing van het kader vergt een indeling op provinciaal niveau van de drie gebiedstypen die het afwegingskader hanteert. |
Soort keuze | Keuze met directe doorwerking in gebiedsprogramma’s |
Toelichting, bijdrage aan doelen | De uitgangspunten voor de invulling van de structurerende keuze zijn:
|
Samenhang met andere keuzes |
|
Variaties | Bij deze structurerende keuze is één inhoudelijke variatie en één sturingsvariatie geformuleerd.
|
- 1 Zie kaart 4 van de Startnotitie NPLG, 10 juni 2022
Thema | Structurerende keuze 12: Tegengaan van bodemverstoring door ontgraving |
Kernachtige formulering keuze | We gaan bodemverstoring door ontgraving tegen en hergebruiken grond hoogwaardig. Daarmee behouden we gezonde en vitale bodems. |
Soort keuze | Keuze met directe doorwerking in gebiedsprogramma’s |
Toelichting, bijdrage aan doelen | N.v.t. |
Samenhang met andere keuzes | N.v.t. |
Variaties | Er zijn een drietal inhoudelijke variaties geformuleerd voor deze keuze:
|
- 1 Zie kaart 4 van de Startnotitie NPLG, 10 juni 2022