Informatie afbeelding: Age Zijderveld

Het Nationaal Programma Landelijk Gebied

Door klimaatverandering is er toenemende druk op de vitaliteit van het platteland en de kwaliteit van de leefomgeving en het milieu in het landelijk gebied. Daarnaast spelen in het landelijk gebied de negatieve effecten van stikstofdepositie, uitstoot van broeikasgassen, watertekorten én perioden van wateroverlast, biodiversiteitsverlies, bodemdaling, tekortschietende waterkwaliteit, verzilting en gezondheidsrisico’s een rol. Dit zorgt ervoor dat er nu en in de toekomst zonder ingrijpende maatregelen aan verschillende internationaal verplichte doelstellingen, zoals onder andere vastgelegd in de Vogel- en Habitatrichtlijn, de Kaderrichtlijn Water en de klimaatdoelstellingen, niet wordt voldaan. Het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) moet zorgen voor een samenhangende, gebiedsgerichte en toekomstbestendige benadering om deze problemen in het landelijk gebied aan te pakken.

De aanpak is samenhangend omdat het NPLG stuurt op de ruimtelijke uitwerking en maatregelen in gebiedsprogramma’s waarmee doelen voor de transitie van het landelijk gebied zoveel mogelijk in samenhang worden bereikt.

De aanpak is gebiedsgericht, omdat het Rijk samenwerkt met provincies aan maatregelpakketten en maatregelen aangepast aan de fysieke en ecologische, sociaaleconomische en cultuurhistorische kenmerken van deelgebieden.

De aanpak is toekomstbestendig door in de komende jaren de ingrepen in de inrichting, het beheer en het gebruik van het landelijk gebied te zorgen voor een gezonde en leefbare fysieke leefomgeving voor de volgende generaties.

Het NPLG is een uitvoeringsprogramma onder de Omgevingswet waarmee het Rijk uitvoering geeft aan de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) voor transitie in het landelijk gebied. Het NPLG wordt door het kabinet vastgesteld. Onder het NPLG valt ook de gebiedsgerichte uitwerking van het programma door provincies. Dit is een interbestuurlijk proces en vereist samenwerking tussen gemeenten, provincies, waterschappen en het Rijk. Daarnaast is het NPLG zelfbindend, wat betekent dat het Rijk bij zijn besluiten rekening moet houden met het NPLG. In het NPLG zijn internationale en nationale doelen voor natuur en stikstof, water en bodem en klimaat bijeengebracht en waar nodig is een regionale verdeling van de opgave bepaald. Het NPLG legt een aantal structurerende keuzes vast waarmee het Rijk richting geeft aan de ruimtelijke invulling van de opgaven. Provincies geven aan de doelen en structurerende keuzes een gebiedsgerichte uitwerking in een provinciaal gebiedsprogramma. Met deze provinciale gebiedsprogramma’s wordt het toekomstperspectief voor de landbouw uitgewerkt. Ze vormen de basis voor de programmering van maatregelen die tezamen met maatregelen van het Rijk de NPLG-doelen bereiken. De gebiedsprogramma’s bieden de kaders voor gebiedsprocessen waarin overheden, ondernemers, maatschappelijke organisaties en burgers per gebied een aanpak uitwerken om de opgaven voor natuur (waaronder stikstof), water en klimaat in samenhang te realiseren.

In het NPLG en daarmee in dit planMER staan de structurerende keuzes van het Rijk centraal. Die keuzes beogen een bijdrage te leveren aan doelbereik. Maar het is goed om te beseffen het behalen van deze doelen een variëteit aan aanvullend beleid, instrumenten en maatregelen vergt. Zo worden regelingen voor agrarische ondernemers beschikbaar gesteld om zo een bijdrage te leven aan het NPLG-doelbereik. Deze regelingen bevatten keuzes voor innoveren, extensiveren, verplaatsen en stoppen. Voorbeelden hiervan zijn de Landelijke Beëindigingsregeling Veehouderij (LBV en LBV+), de Maatregel Gerichte Aankoop (MGA) en de subsidieregeling brongerichte verduurzaming stal- en managementmaatregelen. Verder zal een breed spectrum aan wet- en regelgeving worden ingezet om de transitie mede vorm te geven. Daarnaast wordt beleid voor de transitie van de landbouw doorontwikkeld en wordt er breed nagedacht over de verdere inzet van normeren, beprijzen en belonen. Met de structurerende keuzes wordt in dit NPLG en bijbehorend planMER beoogd om de inhoud van de provinciale gebiedsprogramma’s een zet in een goede richting te geven. Ze zijn geenszins het instrument voor doelbereik van de NPLG-doelen.

Het NPLG komt voort uit de NOVI en is opgenomen in het coalitieakkoord. Voor de afbakening van het landelijk gebied is aansluiting gezocht bij de begripsomschrijving van het begrip stedelijk gebied[1] in het Besluit kwaliteit leefomgeving. Het landelijk gebied is daarom de oppervlakte van Nederland, exclusief het stedelijk gebied en de grote wateren. Binnendijkse gebieden en overgangsgebieden langs grote wateren behoren wel tot de reikwijdte van het NPLG.

In het NPLG worden keuzes gemaakt en doelen vastgelegd en toegelicht. Naast het NPLG is er een handreiking voor de gebiedsprogramma's opgesteld. Deze handreiking heeft tot doel provincies te helpen om deze doelen en keuzes in samenhang uit te werken.

  • 1 Stedelijk gebied: op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit toegelaten stedenbouwkundig samenstel van bebouwing voor wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel en horeca en de daarbij behorende openbare of sociaal-culturele voorzieningen en infrastructuur, met uitzondering van stedelijk groen aan de rand van die bebouwing en lintbebouwing langs wegen, waterwegen of waterkeringen (Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I, Begripsbepalingen).