Te onderzoeken alternatieven en variaties

Het NPLG geeft doelen en kaders mee aan de provincies. De gestelde doelen liggen vast en het uitgangspunt is dat deze niet wijzigen. De variatie kan daarom zowel zitten in de gestelde kaders, als in de structurerende keuzes. Deze structurerende keuzes zijn per definitie keuzes, je kan ze méér of minder ambitie meegeven. Er kunnen ook andere, meer en/of gedetailleerdere keuzes worden meegegeven door het Rijk. De totale set aan structurerende keuzes staat dus nog niet helemaal vast, maar kan nog ontwikkeld of aangepast worden op weg naar het planMER.

In het planMER voor het NPLG zal er naast de huidige situatie, waarbij de relevante aspecten van de bestaande staat of kwaliteit van het milieu wordt onderzocht, een situatie worden geschetst die laat zien wat er gebeurt als er geen Nationaal Programma Landelijk Gebied, wordt opgesteld en toegepast. Het resultaat van deze schets is een nulalternatief. In het nulalternatief wordt dus enkel naar de fysieke trends en ontwikkeling (PBL, CBS) van de afgelopen decennia gekeken en doorgetrokken naar de zichtjaren 2030 en 2050. Een voorbeeld van fysieke autonome ontwikkelingen is het jaarlijks percentage van verzilting, of de afname van de biodiversiteit. Het nulalternatief wordt gebruikt als referentie voor de effectbeschrijving in het planMER.

Vervolgens wordt het voornemen, zijnde de structurerende keuzes, beschreven. De effecten van het voornemen en het nulalternatief worden in kaart gebracht en beoordeeld op een verhoogd risico of kans in het beschermen de verschillende thema’s van de fysieke leefomgeving. Dit wordt gedaan door middel van het toepassen van het ‘Rad van de Leefomgeving’. Het ‘Rad van de Leefomgeving’ wordt nader toegelicht in de paragraaf 'het Rad' en het NPLG'.

Variaties vanuit ambitieniveau

Door het iteratieve proces van het NPLG en de samenhang tussen andere rijksprogramma’s en partijen, is er naast het voornemen en het nulalternatief geen ander integraal alternatief in te zetten.

Waarom op dit moment naast het voornemen geen integraal alternatief?

De uitwerking van de structurerende keuzes in NPLG en het vormgeven van de gebiedsprocessen is een iteratief proces. Terugkoppeling van de provincies en gebiedsprocessen enerzijds en de uitkomsten van het Landbouwakkoord anderzijds kunnen daar belangrijke aanvullingen op geven. Deze processen kunnen leiden tot aanpassingen van structurerende keuzes die reeds opgenomen zijn in het NPLG Ontwikkeldocument van november 2022 en/of tot toevoegingen van nieuwe structurerende keuzes. Wijzigingen worden zoveel mogelijk meegenomen in het hoofdtraject van de m.e.r., waarvoor de uiteindelijke set van structurerende keuzes zal worden ‘bevroren’ in maart 2023. Deze versie van het NPLG Ontwikkeldocument vormt het voornemen waarvoor de milieueffecten in beeld worden gebracht. Voor eventuele wijzigingen van of aanvullingen op deze structurerende keuzes wordt een apart traject binnen de m.e.r. gevolgd.

Voor opname van eventuele nieuwe structurerende keuzes hanteert het NPLG in principe de volgende criteria:

  • De keuze volgt uit gemaakte beleidskeuzes en draagt bij aan de hoofddoelen van het NPLG: (a) Natuur en stikstof, (b) Water (KRW); (c) Klimaat: landbouw en landgebruik.

  • De keuze is richtinggevend voor de provinciale gebiedsprogramma’s.

  • De keuze heeft een ruimtelijke dimensie.

Wel kan op onderdelen gekeken worden wat voor invloed bepaalde structurerende keuzes kunnen hebben als ze op een andere manier worden ingevuld. Voorgesteld wordt om vanuit verschillende invalshoeken een uitgebreidere beschouwing middels gevoeligheidsanalyses uit te voeren.

Dit kan onder andere gedaan worden door te variëren in het ambitieniveau binnen structurerende keuzes. Voorbeelden van structurerende keuzes waarbij gevarieerd kan worden zijn:

  • Groenblauwe dooradering, het tijdspad voor verschillende gebieden

  • Grondgebondenheid in relatie tot melkveehouderij (Landbouwakkoord)

  • Oppervlaktepeil veenweiden, afwijkingen moeten expliciet uitlegbaar (explain) en toetsbaar zijn en niet ten koste gaan van doelbereik

  • Grondwaterpeil hoge zandgronden, afwijkingen moeten expliciet uitlegbaar en toetsbaar zijn en niet ten koste gaan van doelbereik

  • Omvang en regime van de bufferzones (beekdalen), afwijkingen moeten expliciet uitlegbaar en toetsbaar zijn en niet ten koste gaan van doelbereik

  • Omvang, ligging en regime (gebruik/ juridische status) overgangsgebieden Natura 2000

  • Extensiveren zand/klei/ veen

  • Extra natuurinclusieve landbouw en natuur, hoeveel en welk type natuur en waar (de mogelijkheid tot schuiven tussen natuurgebied en agrarische natuur)

Variaties op sturing op gebiedsgerichte keuzes

Mochten één of meerdere structurerende keuzes onvoldoende bijdragen aan het bereiken van de gestelde doelen, dat kan het interessant zijn om te bekijken wat het effect zou zijn als er meer sturing vanuit het Rijk zou komen op het (verplicht) toepassen van bepaalde structurerende keuzes voor een bepaald gebied (gebiedsgericht). Dit is een andere variatiemogelijkheid op de structurerende keuze die in het planMER in de vorm van een gevoeligheidsanalyse kan worden onderzocht. Inzicht in deze variatie kan helpen in de afweging om vanuit het rijk, of provincie, meer te gaan sturen op een bepaalde structurerende keuze.

Een voorbeeld hiervan is het ”beschermen bruikbare landbouwgrond”. Er zijn twee variaties mogelijk op de keuze uit het Ontwikkeldocument. Eén variatie als het gaat om de beweegreden van de gemaakte keuze (bijv. hoogproductieve grond beschermen). En een variatie voor de mate van regie vanuit het Rijk of beleidsvrijheid voor de provincies (waarbij nu is gekozen voor beleidsvrijheid).

De oplossingsrichtingen in het kort:

De structurerende keuzes staan centraal in de NRD en het PlanMER en zijn de knoppen waaraan gedraaid kan worden en waar soms een bandbreedte op zit (bijvoorbeeld de grondwaterstand tussen 20cm tot 40 cm onder maaiveld). In het PlanMER wordt onderzocht wat de invloed is van het draaien aan de knoppen op effecten. De direct doorwerkende doelen worden, waar mogelijk kwantitatief, anders kwalitatief meegenomen, de meekoppelende doelen en omgevingskwaliteit kwalitatief. Op basis van deze inzichten kunnen gerichter keuzes gemaakt worden in het ontwerp NPLG.

In bijlage 3 is per structurerende keuze gedetailleerd aangeven of en zo ja op welke wijze gevarieerd kan worden.