Effecten van de structurerende keuzes

In dit hoofdstuk worden de effecten van het voornemen, oftewel de structurerende keuzes zoals weergegeven in het hoofdstuk 'Resultaten', besproken. De effecten worden aan de hand van de indicatoren (zie Tabel 4‑1, Tabel 4‑2 en Tabel 4‑3.) beschreven en beoordeeld per structurerende keuze. Voor elk van de structurerende keuzes wordt daarnaast aangegeven wat de beleidsvariaties op de structurerende keuzes betekenen voor de effectbeoordeling. Dit laatste gebeurt beschouwende wijs en kan gezien worden als een gevoeligheidsanalyse aan het eind van elke thema.

De indicator ‘aantal agrariërs’ wordt niet beoordeeld omdat het voor dit onderwerp niet goed mogelijk is om aan te geven of een effect positief dan wel negatief is. Naast afname van oppervlakte landbouwgrond zorgt ook schaalvergroting in de sector voor afname van het aantal agrariërs.

Oppervlakte landelijk gebied wordt niet behandeld, uitgaand van het feit dat de transitie van functies binnen het huidige/ toekomstige oppervlakte landelijk gebied plaatsvindt.

Oppervlakte natuur wordt behandeld onder het thema Natuur.

Toelichting bij thema Landbouw

Voor Oppervlakte landbouwgrond is het ingewikkeld om concrete aantallen in hectares in te schatten. Bij de meeste structurerende keuzes bestaat er namelijk geen duidelijk beeld van de omvang van de effecten die deze structurerende keuzes via te nemen maatregelen in het landelijk gebied zullen hebben. Structurerende keuze 1, 2, 3, 4, 9 en 11 leiden hoogstwaarschijnlijk tot extensiever gebruik van landbouwareaal of een afname van het areaal door bijvoorbeeld de omschakeling naar natuur. Daarbij wordt verwacht dat structurerende keuze 1 t/m 3 op een grotere afname of extensiveren van areaal zal hebben. Daarbij moet vermeld worden dat structurerende keuze 11 juist gericht is op behoud van areaal. Structurerende keuze 5, 6 en 9 hebben effect op specifieke gebieden. Structurerende keuze 5 en 6 leiden niet direct tot een afname van landbouwareaal, maar beperken wel de productiviteit van de gronden. Deze gronden zullen naar verwachting extensiever gebruikt worden.

De omvang van de structurerende keuze is bij structurerende keuze 3, Invulling 10% groenblauwe dooradering, nog te kwantificeren, namelijk tot 10% van het totale areaal landbouwgrond. In 2022 werd het bestaande percentage GBDA geschat op 2 tot 3% (Opdam, Vos, 2023). Uitgaande van ruim 1.8 miljoen hectare cultuurgrond in 2021 zal er dan maximaal circa 135.000 hectare landbouwgrond gebruikt worden voor GBDA. Een aantal boeren zal met deze maatregel te maken krijgen. De manier waarop is sterk afhankelijk van de provinciale invulling. Provincies kunnen er bijvoorbeeld voor kiezen in specifieke gebieden meer GBDA aan te leggen dan in anderen. En in sommige gebieden is ook al veel GBDA aanwezig (bijvoorbeeld in Twente, Achterhoek, delen van Drenthe). Boeren in deze gebieden zullen dus met relatief minder aanpassingen op dit gebied te maken krijgen.

Voor de andere structurerende keuzes, is het niet mogelijk een inschatting van afname hectares landbouwgrond te maken zonder de verdere provinciale uitwerking. Wel kan gesteld worden dat een aantal structurerende keuzes in principe toegepast kunnen worden op dezelfde arealen landbouwgrond. Dit komt al grotendeels voort uit structurerende keuze 11, Zorgvuldig omgaan met areaal landbouwgrond. Daarin wordt gesteld dat areaal met ‘zware toekomstige uitdagingen’ bij voorkeur bekeken moet worden voor het realiseren van andere doelen. Dit zijn gebieden met een specifieke en grote opgave voor natuur en stikstof, waterkwaliteit en (soms) klimaat, en grenzen naar verwachting aan gevoelige N2000-gebied. Daarmee zijn deze gebieden (grotendeels) dezelfde gebieden als de overgangsgebieden uit structurerende keuze 1 en de veenweidegebieden uit structurerende keuze 5. Op dezelfde manier kunnen arealen natuur uit structurerende keuze 2 ingepast worden in overgangsgebieden of gebieden met ‘zware toekomstige uitdagingen’. En provincies kunnen er ook voor kiezen om hun 10% GBDA voornamelijk op deze percelen in te vullen.

Dus, hoewel veel van de structurerende keuzes leiden tot een mate van daling van het totaal areaal landbouwgrond, telt deze afname niet 1-op-1 op. Veel keuzes betreffen dezelfde gronden en de inzet van deze gronden kan daarbij meerdere keuzes dienen. Naast de verandering in areaal is met name ook de verandering in intensiteit van het grondgebruik voor landbouwkundige doeleinden van belang. Dat kan sterk variëren, van bollenteelt tot natuurbeheer door graasdieren.

Daarnaast is het effect op het verdienvermogen van agrariërs lastig te beoordelen omdat dit samenhangt met verschillende (exogene) factoren. Het effect op verdienvermogen hangt onder andere sterk af van het transitiepad dat past bij de plek, beloningen (zoals compensaties) uit de markt en van overheden, verbreding etc. Daarnaast is er sprake van een dubbeling met het aantal agrariërs. De omvang van de boerenstand wordt deels bepaald door wat er te verdienen valt. Toch is effect op het verdienvermogen per structurerende keuze in beschrijvende zin meegenomen om enig inzicht te geven. Daarnaast is met behulp van een gevoeligheidsanalyse aangegeven of en zo ja op welke wijze het de effecten beïnvloedt.