Informatie afbeelding: Richard Zomerdijk

Landbouw

Onder dit thema wordt gekeken naar de huidige situatie en de trend voor de indicatoren Oppervlakte landbouw, Aantallen agrariërs en Verdienvermogen van agrariërs.

Oppervlakte landbouw

Huidige situatie

Landbouw of agricultuur is het geheel van economische activiteiten waarbij de bodem wordt gebruikt voor de productie van planten en dieren, ten behoeve van de menselijke economie. Het kan hierbij gaan om de productie van voedings- en genotsmiddelen, om de productie van veevoeder, van grondstoffen en van siergewassen. Hoewel een scherpe indeling niet altijd gemaakt kan worden, deelt men de landbouw gewoonlijk op in akkerbouw, (niet-) grondgebonden veehouderij, en tuinbouw. De laatste categorie wordt weer onderverdeeld in open grond tuinbouw en glastuinbouw. Onder landbouw valt ook agrarisch natuurbeheer: beheer waarbij rekening wordt gehouden met natuur en landschap en waarvoor een kostendekkende vergoeding wordt ontvangen.

In 2020 werd zo’n 2.000.000 hectare van Nederland gebruikt als landbouwgrond. Dit is ruim 60% van de totale oppervlakte van Nederland. Het grootste deel hiervan, zo’n 60%, was bestemd voor grasland en groenvoerdergewassen. Akkerbouw nam ongeveer 27% van de landbouwgrond in, open grond tuinbouw zo’n 5%, onder glas tuinbouw 1% en overige tuinbouw (waaronder bollenbroei, paddenstoelenteelt en witloftrek) de overige 8%.

Deze afbeelding laat zien hoe land- en tuinbouwbedrijven zijn verspreid over Nederland. Dit is onderverdeeld in akkerbouw, tuinbouw, blijvende teelt, graasdieren, hokdieren en combinatiebedrijven.

Figuur 5‑6: Spreiding land- en tuinbouwbedrijven naar hoofdbedrijfstype in 2021 (CLO, 2022l)

De indeling van het agrarisch landgebruik in Nederland is gerelateerd aan de grondsoort. Op zware kleigrond komt relatief het meeste grasland voor, omdat zware klei moeilijk doorwortelbaar is en gras goed groeit onder die omstandigheden. Zavel- en lichte kleigrond wordt voornamelijk gebruikt voor bouwland, omdat dit goed doorwortelbaar is en vocht vasthoudt.

Zandgronden zijn van nature minder geschikt voor landbouw omdat ze voedselarm zijn en grondwater er snel in wegtrekt. Door bemesting is landbouw mogelijk op zandgronden. Eeuwenlang deden boeren op zandgronden zowel aan akkerbouw als veeteelt. Tegenwoordig zijn de boeren op de zandgronden in het algemeen vooral gespecialiseerd in grondgebonden intensieve veeteelt.

Veenweidegebieden worden met name gebruikt voor veeteelt en dan met name de melkveehouderij. De bodemeigenschappen binnen de veenweidegebieden zijn bepalend voor de geschiktheid voor melkveehouderij. Met name de beperkte mate van berijdbaarheid maakt het ongunstig voor reguliere weidebouw (slechte draagkracht), maar door een hogere voedingstoestand en een hoger organische-stofgehalte juist gunstig voor biologische weidebouw.

Informatie over landbouw onderverdeeld naar kleigebieden, zandgebieden en veenweidegebieden is niet voorhanden en daarom in het kader van NPLG niet gespecificeerd. Dit betekent dat er dan ook geen informatie is van het totaal aantal hectares landbouw op klei, zand en veenweidegebied en dus ook geen trend is aan te geven.

Trends

De oppervlakte van Nederland die gebruikt wordt voor de landbouw is sinds 2000 gestaag afgenomen (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2023b). In 20 jaar is er ongeveer 9% aan oppervlakte verdwenen. De snelste daling was bij de akkerbouw, waar ongeveer 17% verdween in 20 jaar. Grasland en tuinbouw onder glas namen beide ongeveer 5% af. Tuinbouw op open grond nam over de 20 jaar juist toe met 15%.

Deze afbeelding laat het landbouwoppervlak zien per type tussen 2000 en 2020. De totale oppervlakte is sinds 2000 iets afgenomen.

Figuur 5‑7: Ontwikkeling oppervlakte landbouw per type tussen 2000 en 2020 (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2023b)

Aantallen agrariërs

Huidige situatie

In Nederland waren er in 2022 50.980 agrarische bedrijven (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2023b). Veel van deze bedrijven houden zich met meer dan één type landbouw bezig. Ongeveer 80% van de bedrijven is bezig met grasland en groenvoedergewassen. Meer dan 50% van de bedrijven heeft graasdieren (rundvee, schapen, geiten en paarden en pony’s) en ongeveer 10% heeft hokdieren (varkens, kippen, kalkoenen, slachteenden, overig pluimvee, konijnen en edelpelsdieren). Bijna 40% van de bedrijven is bezig met akkerbouw en bijna 20% met open grond tuinbouw. Daarnaast heeft ongeveer 7% van de bedrijven tuinbouw onder glas.

Trends

Over de afgelopen 20 jaar is het aantal agrarische bedrijven bijna gehalveerd, van 97.390 in 2000 naar 50.980 in 2022, een daling van 48% (zie Figuur 5‑8) (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2023b). Het areaal cultuurgrond is in diezelfde tijd met 9% verminderd van 1.975.500 hectare naar 1.804.400 hectare, wat betekent dat het aantal hectares per bedrijf is toegenomen (van gemiddeld 20 ha per bedrijf in 2000 naar 35 ha per bedrijf in 2022, een stijging van 74%). Het aantal bedrijven met hokdieren daalde het hardst, met bijna 75%. Ook het aantal bedrijven met tuinbouw onder glas kromp met bijna 70%. Het aantal bedrijven met tuinbouw op open grond en het aantal bedrijven met grasland en groenvoedergewassen daalde het lichtst met beide ongeveer 40%.

Deze afbeelding laat het aantal agrarische bedrijven zien tussen 2000 en 2022. Het totale aantal agrarische bedrijven is sinds 2000 afgenomen.

Figuur 5‑8: Aantal agrarische bedrijven in Nederland tussen 2000 en 2022 (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2023b)

Verdienvermogen van agrariërs

Huidige situatie

In 2022 was het gemiddelde inkomen voor agrarische bedrijven €100.000 per onbetaalde arbeidsjaareenheid (zie Figuur 5‑9) (Wageningen University & Research, 2022). Omdat het inkomen van agrariërs jaarlijks fluctueert, bijvoorbeeld door vogelgriep en varkenspest of verlies van oogsten door droogte, is er gekeken naar het gemiddelde van de afgelopen vijf jaar. Er zaten grote verschillen tussen het verdienvermogen van agrarische bedrijven in verschillende sectoren. Groentebedrijven hadden het hoogste gemiddelde inkomen van €289.000 per onbetaalde arbeidsjaareenheid. Ook glastuinbouwbedrijven hadden een hoog inkomen met €203.000 per onbetaalde arbeidsjaareenheid. Fruitbedrijven hadden daarentegen het laagste gemiddelde inkomen met €35.000. Ook de verschillende typen varkensbedrijven en melkveelbedrijven hadden een lager gemiddeld inkomen. Gemiddeld ontvingen agrarische bedrijven €71.000 per onbetaalde arbeidsjaareenheid.

Deze afbeelding laat het gemiddelde inkomen van agrarische bedrijven zien. Groentebedrijven en glastuinbouwbedrijven verdienen gemiddeld het meeste. Fruitbedrijven en vleeskalverbedrijven verdienen gemiddeld het minste.

Figuur 5‑9: Gemiddeld inkomen uit bedrijf per onbetaalde arbeidsjaareenheid tussen 2018 en 2022 (Wageningen University & Research, 2022)

Trends

Als wordt gekeken hoe het gemiddelde inkomen van agrariërs per onbetaalde arbeidsjaareenheid zich over de jaren ontwikkelt, is te zien dat dit sterk fluctueert, per jaar (zoals hierboven beschreven) en per type bedrijf. Als wordt gekeken naar gemiddelden over vijf jaar, is een positieve trend te zien voor de gehele land- en tuinbouwsector (zie Figuur 5‑10). Zo hadden zetmeelaardappelbedrijven tussen 2010 en 2015 een hoger inkomen, dat daarna weer af nam. Bij akkerbouwbedrijven is dezelfde trend te zien, behalve dat het gemiddelde inkomen weer stijgt in recente jaren. Voor fruitbedrijven was een stijgende trend te zien, maar deze is de laatste jaren ook aan het dalen. Toch kan over het algemeen worden gesteld dat er een positieve trend is voor het gemiddelde nominaal inkomen van agrariërs per onbetaalde arbeidsjaareenheid.

Deze afbeelding laat het gemiddelde inkomen van agrarische bedrijven zien tussen 2001 en 2022. Het gemiddelde inkomen is sinds 2001 flink gestegen.

Figuur 5‑10: Gemiddeld inkomen uit bedrijf per onbetaalde arbeidsjaareenheid tussen 2001 en 2022 (gemiddelde over 5 jaar) (Wageningen University & Research, 2022)