Structurerende keuze 6: Waterbeschikbaarheid verzilte gebieden

In dit hoofdstuk wordt de effectbeoordeling en gevoeligheidsanalyse weergegeven op structurerende keuze 6: Waterbeschikbaarheid verzilte gebieden. Deze structurerende keuze is onderdeel van de Kamerbrief Water en Bodem Sturend. Er wordt gestuurd op de acceptatie van een tijdelijke toename in de regionale verzilting en de aanpassing van het landgebruik hierop.

Tabel 6‑6 geeft een samenvatting weer van de effecten van structurerende keuze 6. Hierin staat de effectbeoordeling van het voornemen, waarbij de waardering gegeven is ten opzichte van de referentiesituatie (huidige situatie + trend). Ook wordt het effect van de variaties van de structurerende keuze weergegeven. De beoordeling van de variaties is ten opzichte van het voornemen. Dus geeft de variatie een onderscheidend effect ten aanzien van de beoordeling van het voornemen. Tabel 3‑1 geeft een toelichting op de symbolen in de samenvattende Tabel 6‑6.

Tabel 6‑6: Samenvattende tabel voor structurerende keuze 6: Waterbeschikbaarheid verzilte gebieden

Landbouw

Deze tabel laat de beoordeling zien van structurerende keuze 6: Waterbeschikbaarheid verzilte gebieden op de indicatoren onder het thema ‘Landbouw’. De indicator ‘Oppervlakte landbouwgrond’ heeft een huidige situatie van 2 miljoen hectare en een negatieve trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is geen of nagenoeg geen gevolgen. De huidige situatie van de indicator ‘Verdienvermogen van agrariërs is € 100.000 per onbetaalde arbeidsjaareenheid met een positieve trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is een kans op negatief effect.

Milieukwaliteit en gezondheid

Deze tabel laat de beoordeling zien van structurerende keuze 6: Waterbeschikbaarheid verzilte gebieden op de indicatoren onder het thema ‘Milieukwaliteit en gezondheid’. De indicator ‘Milieugezondheidsrisico’s heeft een redelijke huidige situatie waarbij geen sprake is van een trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is geen of nagenoeg geen gevolgen.

Klimaat

Deze tabel laat de beoordeling zien van structurerende keuze 6: Waterbeschikbaarheid verzilte gebieden op de indicatoren onder het thema ‘Klimaat’. De indicator ‘Emissie broeikasgassen’ heeft een slechte huidige situatie waarbij geen sprake is van een trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is niet te beoordelen. De indicator ‘Vastleggen koolstof’ heeft een slechte huidige situatie waarbij geen sprake is van een trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is niet te beoordelen.

Natuur

Deze tabel laat de beoordeling zien van structurerende keuze 6: Waterbeschikbaarheid verzilte gebieden op de indicatoren onder het thema ‘Natuur’. De indicator ‘Emissie stikstof’ heeft een slechte huidige situatie waarbij sprake is van een positieve trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is een kans op positief effect. De indicator ‘Biodiversiteit’ heeft een slechte huidige situatie waarbij sprake is van een negatieve trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is een kans op positief effect. De indicator ‘Abiotische omstandigheden’ heeft een slechte huidige situatie waarbij geen sprake is van een trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is een kans op negatief effect. De indicator ‘Areaal natuurgebieden’ heeft een redelijke huidige situatie waarbij sprake is van een positieve trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is geen of nagenoeg geen gevolgen. De indicator ‘Connectiviteit natuurgebieden’ heeft een redelijke huidige situatie waarbij sprake is van een positieve trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is geen of nagenoeg geen gevolgen. De indicator ‘Hydrologische condities in Natura 2000-gebeiden’ heeft een slechte huidige situatie waarbij sprake is van een negatieve trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is geen of nagenoeg geen gevolgen.

Water

Deze tabel laat de beoordeling zien van structurerende keuze 6: Waterbeschikbaarheid verzilte gebieden op de indicatoren onder het thema ‘Water’. De indicator ‘Ecologische kwaliteit oppervlaktewater’ heeft een redelijke huidige situatie waarbij sprake is van een positieve trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is zowel een kans op positief effect, als een kans op negatief effect. De indicator ‘Chemische kwaliteit oppervlaktewater’ heeft een redelijke huidige situatie waarbij sprake is van een positieve trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is geen of nagenoeg geen gevolgen.

Bodem

Deze tabel laat de beoordeling zien van structurerende keuze 6: Waterbeschikbaarheid verzilte gebieden op de indicatoren onder het thema ‘Bodem’. De indicator ‘Kwalitatieve toestand grondwaterlichamen’ heeft een redelijke huidige situatie waarbij sprake is van een negatieve trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is geen of nagenoeg geen gevolgen. De indicator ‘Kwantitatieve toestand grondwaterlichamen’ heeft een redelijke huidige situatie waarbij geen sprake is van een trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is geen of nagenoeg geen gevolgen. De indicator ‘Bodemdaling landelijk gebied’ heeft een slechte huidige situatie waarbij sprake is van een negatieve trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is geen of nagenoeg geen gevolgen.

Landschap en ruimtelijke kwaliteit

Deze tabel laat de beoordeling zien van structurerende keuze 6: Waterbeschikbaarheid verzilte gebieden op de indicatoren onder het thema ‘Landschap en ruimtelijke kwaliteit’. De indicator ‘Belevingswaarde’’ heeft een goede huidige situatie waarbij sprake is van een negatieve trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is geen of nagenoeg geen gevolgen. De indicator ‘Gebruikswaarde’ heeft een goede huidige situatie waarbij sprake is van een positieve trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is geen of nagenoeg geen gevolgen. De indicator ‘Toekomstwaarde’ heeft een redelijke huidige situatie waarbij sprake is van een positieve trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is een kans op positief effect.  De indicator ‘Herkomstwaarde’’ heeft een slechte huidige situatie waarbij sprake is van een negatieve trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is geen of nagenoeg geen gevolgen.

Hieronder wordt per maatgevende indicator, een nadere toelichting gegeven voor de effectbeoordeling. Het hoofdstuk per structurerende keuze sluit af met een beschrijving van het effect van de variaties ten opzichte van het voornemen.

Landbouw

Oppervlakte landbouwgrond

Een aantal gebieden in west Nederland waar verziltingproblematiek speelt zijn hoogproductief (akkerbouw, bloementeelt). Wanneer tijdelijke toename van regionale verzilting wordt geaccepteerd zullen er in Noord Nederlandse, Zeeuwse en Zuid Hollandse kleigebieden, de veengebieden en voormalige strandvlaktes van Holland en de Flevopolders gebieden ontstaan waarin landbouw hinder ondervindt van te zout water. Hierdoor zullen landbouwgewassen en natuur een hoger risico lopen op zout en droogteschade. Voor landbouw is een hoger zoutgehalte meestal negatief, waarbij bijvoorbeeld bepaalde nieuwe ‘zilte teelten’ de uitzondering zijn. En er zijn inmiddels ook meerdere gewassen die minder gevoelig zijn voor zout zoals bijvoorbeeld quinoa.

Een aantal van deze gebieden wordt nu nog voorzien van zoet oppervlaktewater uit het hoofdwatersysteem (o.a. in Noord-Holland) maar er zijn ook gebieden waar aanvoer van water nu al niet mogelijk is en waar nu al wordt ingezet op zoetwateropslag (o.a. Walcheren en Texel).

Het oppervlakte landbouw zal bij toenemende verzilting niet afnemen in kwantiteit maar wel in kwaliteit en in voortbrengend vermogen, dat kan tijdelijk maar ook permanent zijn. Deze verziltende percelen (regio’s) zullen daarmee minder opleveren.

Effect op oppervlakte landbouw: geen of nagenoeg geen gevolgen (•)

Aantal agrariërs

Door de extra uitdagingen, kosten en beperkingen wordt het aannemelijk geacht dat het aantal boeren in verziltende gebieden zal afnemen ten opzichte van de referentie situatie.

Verdienvermogen van agrariërs

Het verdienvermogen van agrariërs in verziltende gebieden zal onder druk komen te staan. Er wordt op dit moment wel geëxperimenteerd met zilte gewassen (gewassen die beter tegen zout kunnen) maar hiervoor is vaak nog geen markt en/of deze gewassen kunnen niet marktconform geproduceerd worden. Het telen van (hoogwaardige) gewassen zal door verzilting moeilijker worden en de waarde van land zal gaan dalen. Beide hebben negatief effect op het verdienvermogen van agrariërs.

Effect verdienvermogen van agrariërs: kans op negatief effect ()

Milieukwaliteit en gezondheid

Milieugezondheidsrisico’s (Geurhinder, Fijnstof, Dierziekten & Zoönosen en Volksgezondheid)

Bij deze structurerende keuze doen zich geen kansen voor om ruimtelijke beslissingen te nemen die kunnen leiden tot het laten afnemen van bedrijfs- en dierdichtheden door het vergroten van afstanden tussen bedrijven of tussen bedrijven en gevoelige bestemmingen of die kunnen leiden tot extensivering. Dit zal naar verwachting geen voordelen bieden op de aspecten zoals genoemd onder milieugezondheidsrisico. Zorgvuldig omgaan met waterbeschikbaarheid verzilte gebieden als structurerende keuze levert daarom geen positieve kansen ten aanzien van milieugezondheidsrisico’s.

Effect op milieugezondheidsrisico: geen of nagenoeg geen gevolgen (•)

Klimaat

Emissie broeikasgassen en vastlegging koolstof

De effecten van toestaan van tijdelijke verzilting op broeikasgasemissies en koolstofvoorraden is zonder verdere specificering van de huidige situatie en de verwachte effecten van verzilting op vegetatie en landgebruik moeilijk te beoordelen. Onduidelijk is of het gaat om een beperkte of significante toename qua verzilting van grondwater en oppervlaktewater en of de vegetatie wel of niet zouttolerant is (zoals essen en eiken).

Mogelijk ligt extensivering in bepaalde gebieden voor de hand en zal de veestapel op die locaties kunnen afnemen. Hierdoor neemt de emissie van CO2 en CH4 af. Of dit tot significante effecten voor aspect klimaat leidt is lastig te beoordelen. Negatieve effecten op deze indicatoren zullen in elk geval niet op treden.

Effect op emissie broeikasgassen: niet te beoordelen (n.t.b.)

Effect op vastlegging koolstof: niet te beoordelen (n.t.b.)

Natuur

Stikstofemissie

De verwachting is dat bij tijdelijke verzilting er minder intensief landbouw zal worden bedreven in deze gebieden en minder veeteelt plaats zal vinden, wat een positief effect kan hebben op de afname van de stikstofemissie.

Effect op stikstofemissie: kans op positief effect ()

Biodiversiteit

Kleine meercellige en macro-invertebraten zonder impermeabel exoskelet zijn extra gevoelig voor verzilting (Veraart, et al., 2013). Andere soortgroepen kunnen enige tolerantie hebben voor verzilting. Nederland is een delta waar brakke omstandigheden van nature veel voorkomen. Door tal van kunstmatige ingrepen zijn brakke omstandigheden veelal omgezet naar zoete omstandigheden met zoet water. De onderlaag in bodem en water kan desondanks nog steeds een hoog zoutgehalte hebben. Ondanks dat brakke omstandigheden specifieke eisen stelt aan plant en dier en de soortenrijkdom hier dan ook niet hoog is, is het wel goed voor de biodiversiteit van Nederland als ruimte komt voor meer brakke omstandigheden. Enige verzilting hoort bij Nederlandse natuur en is op veel plaatsen verdwenen. Een verschuiving van zoetminnende soorten naar zoutminnende (of overgangsgebieden) soorten is te verwachten.

Effect op biodiversiteit: kans op positief effect ()

Abiotische factoren

Door de tijdelijke verzilting neemt het chloride gehalte in het water en in de bodem toe. De zuigspanning in de bodem kan hierdoor toenemen waardoor planten minder gemakkelijk water kunnen opnemen (Veraart, et al., 2013). Zout water is zwaarder dan zoet water waardoor regenwaterlenzen in de bodem kunnen ontstaan en het lager gelegen zoute water wordt afgeschermd van de meeste vegetaties.

Er is weinig bekend over de directe invloed van verzilting op de terrestrische abiotiek. In eerste instantie kan het effect negatief worden bestempeld omdat het milieu drastisch wordt verstoord. Verzilting is ook een autonoom proces en door de structurerende keuze toe te passen wordt gericht gekozen voor tijdelijke verzilting in gebieden waardoor beter geanticipeerd kan worden op de hogere zoutgehaltes in water en bodem. De saliniteit kan van invloed zijn op de bepaalde soortgroepen, zie beoordeling biodiversiteit van deze structurerende keuze.

Effect op abiotische factoren: kans op negatief effect ()

Areaal natuurgebieden

Tijdelijke verzilte omstandigheden hebben geen invloed op het areaal aan natuur. Het areaal natuurgebieden blijft dan ook gelijk bij meer zoutige omstandigheden voor de landbouw.

Effect op areaal natuurgebieden: geen of nagenoeg geen gevolgen (•)

Connectiviteit

Verzilte omstandigheden kan een ecologische schakel worden voor specifieke soorten, maar zal meer in een kustgebied zijn effect hebben dan op landbouwareaal. Verzilte gebieden die andere vormen van landbouw faciliteren zullen niet zomaar dienstdoen als ecologische stapsteen voor soorten van meer brakke milieus.

Effect op connectiviteit: geen of nagenoeg geen gevolgen (•)

Hydrologische condities Natura 2000-gebieden

Duingebieden, bijvoorbeeld grijze duinen, worden gevoed vanuit de zee en zijn niet afhankelijk van landinwaartse verzilting. Verwacht wordt dan ook niet dat de hydrologische condities sterk veranderen door deze structurerende keuze. Hierdoor geldt geen positief effect, maar ook geen negatief effect door enige verzilting in het landbouwareaal.

Effect op hydrologische condities Natura 2000-gebieden: geen of nagenoeg geen gevolgen (•)

Water

Ecologische en chemische waterkwaliteit

Ter plaatse van de verzilting is er in beginsel sprake van een verslechtering van de waterkwaliteit, met name als voor de betreffende wateren normen voor chloride worden overschreden. De ecologische kwaliteit gaat achteruit. Fluctuatie in zoutgehalten is voor de meeste levende organismen niet bevorderlijk. Tijdelijke verzilting, en daarmee fluctuerende zoutgehaltes, heeft daarmee waarschijnlijk een negatief effect op levende organismen. Ook bestaat een risico voor toename van de nutriëntenconcentratie in het oppervlaktewater, omdat brakke kwel vaak hoge fosfaatgehaltes bevat.

Anderzijds kan er, zeker wanneer als uitgangspunt geldt dat regionale verzilting acceptabel is, aanpassing plaats vinden van het KRW-watertype. Voor een oppervlaktewaterlichaam dat is aangewezen als een M30- of M31-type liggen de chloridenormen aanzienlijk hoger en zijn de nutriëntennormen iets minder streng. De bij die watertypes behorende planten- en diersoorten zijn bestand tegen hogere chloride-concentraties. Van belang is ook de verandering van het landgebruik: als intensieve landbouw wordt getransformeerd tot mindere belastende gebruiksvormen heeft dat een positief effect op de ecologische waterkwaliteit.

Op de chemische waterkwaliteit heeft acceptatie van regionale verzilting geen wezenlijke invloed.

Effect op ecologische waterkwaliteit: kans op negatief effect (), maar bij aanpassing KRW watertype geldt kans op positief effect ()

Effect op chemische waterkwaliteit: geen of nagenoeg geen gevolgen (•)

Bodem

Kwalitatieve en kwantitatieve toestand grondwaterlichamen

Verzilting van het grondwater betekent in KRW termen een probleem. Door verzilting bestaat het risico dat drempelwaarden voor chloride maar ook fosfaat (van nature aanwezig in zeewater) op termijn worden overschreden. Voor 2027 is dit nog niet te verwachten. Aanpassing van het landgebruik en ook de natuurfuncties hoeft niet te betekenen dat dit in de praktijk ook echt een probleem zal zijn. Dit vergt dan uitleg bij de genomen verandering. Door verzilting te accepteren worden de gebruikers van het water zoals de landbouw minder afhankelijk van zoetwater en is minder water nodig voor doorspoeling. Het grondwaterpeil wordt sterk bepaald door het slootpeil en zal weinig veranderen.

Effect op kwalitatieve toestand grondwaterlichamen: geen of nagenoeg geen gevolgen (•)

Effect op kwantitatieve toestand grondwaterlichamen: geen of nagenoeg geen gevolgen (•)

Bodemdaling landelijk gebied

Voor deze structurerende keuze worden geen noemenswaardige effecten verwacht ten aanzien van bodemdaling.

Effect op bodemdaling landelijk gebied: geen of nagenoeg geen gevolgen (•)

Landschap en ruimtelijke kwaliteit

Belevingswaarde

In deze structurerende keuze worden geen directe keuzes gemaakt voor de inrichting van het landelijk gebied. De keuze stelt alleen dat een toenemende verzilting geaccepteerd dient te worden, en dat functieveranderingen in het landelijk gebied als consequentie daarvan te verwachten zijn. Het is echter nog niet te zeggen wat deze functiewijzigingen in zullen houden, en welke invloed deze zullen hebben op de belevingswaarde van het landschap.

De effecten van deze structurerende keuze op de belevingswaarde zijn daarom onzeker. Vandaar dat vanuit deze onzekerheid hier een neutrale score aan is toegekend.

Effect op belevingswaarde: geen of nagenoeg geen gevolgen (•)

Gebruikswaarde

Omdat deze structurerende keuze geen directe keuzes maakt voor de inrichting van het landelijk gebied, is nauwelijks te zeggen welke gevolgen de keuze heeft voor ruimtegebruik. Het is zeer aannemelijk dat het ruimtegebruik in verziltende gebieden zal veranderen, maar door de grote onzekerheid over de richting van deze wijzigingen is lastig te bepalen wat de gevolgen voor ruimtegebruik zullen zijn. Daardoor is het ook lastig te bepalen of de nieuwe vormen van ruimtegebruik mogelijkheden bieden voor functiecombinaties, en daarmee voor meervoudig ruimtegebruik.

De effecten van deze structurerende keuze op meervoudig ruimtegebruik zijn onzeker. Vandaar dat een neutrale score is gegeven.

Effect op gebruikswaarde: geen of nagenoeg geen gevolgen (•)

Toekomstwaarde

Hoewel deze structurerende keuze geen directe keuzes maakt voor de inrichting van het landelijk gebied, is het wel te verwachten dat functiewijzigingen in verziltende gebieden noodzakelijk zijn. Het spreekt voor zich dat de nieuwe functie gepaard gaan met ideeën over aanpasbaarheid, gezien de grote onzekerheid over de toekomstige omstandigheden in verziltende gebieden. Ondanks dat lastig te zeggen is welke veranderingen voor gebruiksfuncties zullen plaatsvinden als gevolg van deze structurerende keuze, is het dus wel waarschijnlijk dat er kansen zijn voor het vergroten van de aanpasbaarheid van het gebied.

Ondanks de onzekerheid over toekomstig grondgebruik, biedt de acceptatie van verzilting kansen om deze gebieden op een meer aanpasbare wijze in te richten.

Effect op toekomstwaarde: kans op positief effect ()

Herkomstwaarde

In deze structurerende keuze worden geen directe keuzes gemaakt voor de inrichting van het landelijk gebied, en daarmee worden ook geen keuzes gemaakt die direct impact hebben op structuurdragers. Hoewel er wel functieveranderingen te verwachten zijn, is onzeker wat deze zullen inhouden en wat de gevolgen zijn voor structuurdragers.

De effecten van deze structurerende keuze op de herkomstwaarde zijn onzeker. Vandaar dat een neutrale score is toegekend.

Effect op herkomstwaarde: geen of nagenoeg geen gevolgen (•)

Effect van variaties op structurerende keuze 6

De onderstaande variatie gaat in op de structurerende keuze 6, Waterbeschikbaarheid verzilte gebieden. Er wordt alleen ingegaan op de indicatoren waar ten opzichte van het voornemen een effect wordt verwacht.

Variatie 1, waarbij onderscheid gemaakt wordt in de verziltingsgevoeligheid van gebieden en waarbij landgebruik in sterk gevoelige gebieden versneld aangepast wordt om zo minder gevoelige gebieden langer te vrijwaarden, zal voor het thema ‘Landbouw’ in principe verlies van bruikbaar areaal betekenen. Gevoelige gebieden kunnen in die situatie nog nauwelijks worden ingezet voor landbouwkundig gebruik. Het verdienvermogen van agrariërs zal ook minder worden, maar afhankelijk van de wijze waarop de boer de grond in kan zetten kan dat beter uitvallen dan bij het voornemen. Voor het thema Water is veel afhankelijk van de aanpassing van het landgebruik. Als er andere, even belastende vormen van landbouw voor het huidige gebruik in de plaats komen, is er geen wezenlijk effect op de waterkwaliteit. Als huidig landbouwgebruik wordt omgezet in (agrarisch) natuur heeft dit een positief effect op de ecologische waterkwaliteit. Deze variatie scoort daarmee hetzelfde op zowel de ecologische als de chemische kwaliteit als het voornemen.