Het Rad van de Leefomgeving ten behoeve van het NPLG
Voor het beoordelingskader wordt het Rad van de Leefomgeving als basis gebruikt (zie Figuur 4‑1). Dit Rad is ook gehanteerd in de m.e.r. voor de NOVI. Het Rad geeft de mogelijkheid de beoordeling van de effecten voor de fysieke leefomgeving breed en integraal te benaderen. Voor de beoordeling van zowel de referentiesituatie als het voornemen wordt het Rad gehanteerd. Het Rad sluit goed aan bij de doelstelling van de Omgevingswet, namelijk:
“Deze wet is, met het oog op duurzame ontwikkeling, de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu, gericht op het in onderlinge samenhang: a) bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit, en b) doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften.” [Omgevingswet, artikel 1.3]
Figuur 4‑1: Binnenste schil van het Rad van de Leefomgeving
Het Rad van de Leefomgeving zoals weergeven in Figuur 4‑2, is een aangepaste versie ten behoeve van het NPLG. Over het algemeen geldt dat de beoordelingen in het planMER NPLG hoofdzakelijk gericht zijn op de bovenste helft van het Rad (Veilige en gezonde leefomgeving en Goede omgevingskwaliteit). Hier zijn een aantal reden voor:
-
Het bovenste deel van het Rad wordt gebruikt, omdat de doelen van het NPLG: natuur, water, klimaat en GBDA, met name gericht zijn op het beschermen van de fysieke leefomgeving;
-
De uitwerking van de structurerende keuzes kan effecten hebben op de onderste deel van het Rad, maar de benodigde (milieu-)informatie voor het nemen van een besluit over de inhoud van het NPLG is voornamelijk opgenomen in de bovenste helft van het Rad.
-
De sociaaleconomische effecten van het NPLG hangen in sterke mate af van de precieze invulling van de gebiedsprogramma's. Dit betekent dat de sociaaleconomische effecten slechts beperkt onderzoekbaar zijn binnen dit planMER voor het NPLG. Onderzoek naar de sociaaleconomische effecten vindt daarom plaats in het kader van de uitwerking van de gebiedsprogramma's. Daarnaast wordt aan de hand van de provinciale gebiedsprogramma’s een toets uitgevoerd op de totale bijdrage aan het doelbereik en effectiviteit van de maatregelen.
Op het uitsluiten van de sociaaleconomische effecten in dit planMER wordt één uitzondering gemaakt voor het thema Landbouw. Voor dit thema wordt op zeer globaal niveau beschreven op welke wijze de structurerende keuzes invloed hebben de oppervlakte aan landbouwgrond, op de aantallen agrariërs en op hun verdienvermogen.
Toelichting sociaaleconomische effecten in de gebiedsprogramma’s
Inzicht in de verwachte sociaaleconomische effecten van het gebiedsprogramma is nodig, om zicht te krijgen op de bredere effecten van de transitie in het landelijk gebied. Provincies moeten daarom een sociaaleconomische effectenanalyse opnemen in hun gebiedsprogramma. Wat de sociaaleconomische effecten van een programma zijn, zal verschillen per regio. Provincies maken de sociaaleconomische effectenanalyse omdat juist zij gebruik kunnen maken van de praktijkkennis en expertise binnen de provincie zelf. Resultaten van de analyse kunnen door provincies gebruikt worden voor het afwegen van maatregelen, bij het maken van keuzes in de manier waarop de doelen worden bereikt, en welk eventueel flankerend beleid passend is. De sociaaleconomische effecten zoals door de provincies aangeleverd worden meegewogen in de integrale beoordeling van de gebiedsprogramma’s door het Rijk. Het kabinet zal deze analyses in samenhang bezien en benutten voor een nadere afweging, als ook om te bepalen of er aanvullend beleid nodig is.
De interactieve content hieronder is mogelijk niet toegankelijk.
Figuur 4‑2: Rad van de Leefomgeving ten behoeve van het NPLG