Structurerende keuze 9: Grootschalig beekdalherstel op hoge zandgronden

In dit hoofdstuk wordt de effectbeoordeling en gevoeligheidsanalyse weergegeven op structurerende keuze 9: Grootschalig beekdalherstel op hoge zandgronden. Deze structurerende keuze is onderdeel van de Kamerbrief Water en Bodem Sturend en is daarnaast opgenomen in het Addendum van het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn. Voor de verbetering van de waterkwaliteit worden ruime bufferstroken in beekdalen op zandgronden gerealiseerd, tevens bijdragend aan de infiltratie van grondwater.

Tabel 6‑9 geeft een samenvatting weer van de effecten van structurerende keuze 9. Hierin staat de effectbeoordeling van het voornemen, waarbij de waardering gegeven is ten opzichte van de referentiesituatie (huidige situatie + trend). Ook wordt het effect van de variaties van de structurerende keuze weergegeven. De beoordeling van de variaties is ten opzichte van het voornemen. Dus geeft de variatie een onderscheidend effect ten aanzien van de beoordeling van het voornemen. Tabel 3‑1 geeft een toelichting op de symbolen in de samenvattende Tabel 6‑9.

Tabel 6‑9: Samenvattende tabel voor structurerende keuze 9: Grootschalig beekdalherstel op hoge zandgronden

Landbouw

Deze tabel laat de beoordeling zien van structurerende keuze 9: Grootschalig beekdalherstel op hoge zandgronden op de indicatoren onder het thema ‘Landbouw’. De indicator ‘Oppervlakte landbouwgrond’ heeft een huidige situatie van 2 miljoen hectare en een negatieve trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is een kans op negatief effect. De huidige situatie van de indicator ‘Verdienvermogen van agrariërs is € 100.000 per onbetaalde arbeidsjaareenheid met een positieve trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is een kans op negatief effect.

Milieukwaliteit en gezondheid

Deze tabel laat de beoordeling zien van structurerende keuze 9: Grootschalig beekdalherstel op hoge zandgronden op de indicatoren onder het thema ‘Milieukwaliteit en gezondheid’. De indicator ‘Milieugezondheidsrisico’s heeft een redelijke huidige situatie waarbij geen sprake is van een trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is een kans op positief effect.

Klimaat

Deze tabel laat de beoordeling zien van structurerende keuze 9: Grootschalig beekdalherstel op hoge zandgronden op de indicatoren onder het thema ‘Klimaat’. De indicator ‘Emissie broeikasgassen’ heeft een slechte huidige situatie waarbij geen sprake is van een trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is een kans op positief effect. De indicator ‘Vastleggen koolstof’ heeft een slechte huidige situatie waarbij geen sprake is van een trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is een kans op positief effect.

Natuur

Deze tabel laat de beoordeling zien van structurerende keuze 9: Grootschalig beekdalherstel op hoge zandgronden op de indicatoren onder het thema ‘Natuur’. De indicator ‘Emissie stikstof’ heeft een slechte huidige situatie waarbij sprake is van een positieve trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is een kans op positief effect. De indicator ‘Biodiversiteit’ heeft een slechte huidige situatie waarbij sprake is van een negatieve trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is een kans op positief effect. De indicator ‘Abiotische omstandigheden’ heeft een slechte huidige situatie waarbij geen sprake is van een trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is een kans op positief effect. De indicator ‘Areaal natuurgebieden’ heeft een redelijke huidige situatie waarbij sprake is van een positieve trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is een kans op positief effect. De indicator ‘Connectiviteit natuurgebieden’ heeft een redelijke huidige situatie waarbij sprake is van een positieve trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is een kans op positief effect. De indicator ‘Hydrologische condities in Natura 2000-gebeiden’ heeft een slechte huidige situatie waarbij sprake is van een negatieve trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is geen of nagenoeg geen gevolgen.

Water

Deze tabel laat de beoordeling zien van structurerende keuze 9: Grootschalig beekdalherstel op hoge zandgronden op de indicatoren onder het thema ‘Water’. De indicator ‘Ecologische kwaliteit oppervlaktewater’ heeft een redelijke huidige situatie waarbij sprake is van een positieve trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is een kans op positief effect. De indicator ‘Chemische kwaliteit oppervlaktewater’ heeft een redelijke huidige situatie waarbij sprake is van een positieve trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is een kans op positief effect.

Bodem

Deze tabel laat de beoordeling zien van structurerende keuze 9: Grootschalig beekdalherstel op hoge zandgronden op de indicatoren onder het thema ‘Bodem’. De indicator ‘Kwalitatieve toestand grondwaterlichamen’ heeft een redelijke huidige situatie waarbij sprake is van een negatieve trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is geen of nagenoeg geen gevolgen. De indicator ‘Kwantitatieve toestand grondwaterlichamen’ heeft een redelijke huidige situatie waarbij geen sprake is van een trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is een kans op positief effect. De indicator ‘Bodemdaling landelijk gebied’ heeft een slechte huidige situatie waarbij sprake is van een negatieve trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is geen of nagenoeg geen gevolgen.

Landschap en ruimtelijke kwaliteit

Deze tabel laat de beoordeling zien van structurerende keuze 9: Grootschalig beekdalherstel op hoge zandgronden op de indicatoren onder het thema ‘Landschap en ruimtelijke kwaliteit’. De indicator ‘Belevingswaarde’’ heeft een goede huidige situatie waarbij sprake is van een negatieve trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is geen of nagenoeg geen gevolgen. De indicator ‘Gebruikswaarde’ heeft een goede huidige situatie waarbij sprake is van een positieve trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is een kans op positief effect. De indicator ‘Toekomstwaarde’ heeft een redelijke huidige situatie waarbij sprake is van een positieve trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is een kans op positief effect.  De indicator ‘Herkomstwaarde’’ heeft een slechte huidige situatie waarbij sprake is van een negatieve trend. Het effect van de structurerende keuze op deze indicator is een kans op positief effect.

Hieronder wordt per maatgevende indicator, een nadere toelichting gegeven voor de effectbeoordeling. Het hoofdstuk per structurerende keuze sluit af met een beschrijving van het effect van de variaties ten opzichte van het voornemen.

Landbouw

Oppervlakte landbouwgrond

Bufferzones invullen langs beekdalen op hoge zandgronden zal een extensivering betekenen voor landbouwkundig gebruik en een minder intensief landgebruik als gevolg hebben. Waarbij het landbouwareaal vermindert en minder intensief kan worden ingezet. Duidelijk is dat dit geldt voor de zandgebieden.

Bufferzones kunnen worden ingericht als natuurgebied of mix van natuur en landbouwgrond. De mogelijkheden die agrariërs hebben op deze percelen hangt af van de afspraken die gemaakt worden met overheden en terreinbeheerders. Dat kan variëren van geen enkele landbouwactiviteit, tot vrije keuze in landbouwactiviteit met enkele beperkingen. Daarnaast kan een bufferzone ingericht worden op verschillende afstanden van het beekdal.

Effect op oppervlakte landbouw: kans op negatief effect ()

Aantal agrariërs

In bufferzones is de verwachting dat de aantallen agrariërs sterker dalen ten opzichte van de referentiesituatie. Dit is een direct gevolg van de extensivering van deze gronden. Dat gaat om absolute aantallen agrariërs. Daarnaast zullen sommige veehouders in bufferzones vanwege de extra regeldruk wat betreft stikstofuitstoot over gaan stappen op akkerbouw.

Verdienvermogen van agrariërs

De directe gevolgen voor het verdienvermogen zijn afhankelijk van de bedrijfsvoering. Bij intensieve melkveehouderij, hokdieren en graasdieren wordt een sterkere beperking van de voor hen gangbare vorm van landbouw en daarmee een sterkere daling van het verdienvermogen verwacht. Voor extensievere vormen van veehouderij of akkerbouw zal de daling minder groot zijn.

Compensatie vanuit de overheid kan het verdienvermogen overeind houden bij aangepaste bedrijfsvoering.

Effect verdienvermogen van agrariërs: kans op negatief effect ()

Milieukwaliteit en gezondheid

Milieugezondheidsrisico’s (Geurhinder, Fijnstof, Dierziekten & Zoönosen en Volksgezondheid)

Bij deze structurerende keuze doen zich kansen voor om ruimtelijke beslissingen te nemen die kunnen leiden tot het laten afnemen van bedrijfs- en dierdichtheden door het vergroten van afstanden tussen bedrijven of tussen bedrijven en gevoelige bestemmingen en ook voor extensivering van het landgebruik. Deze kansen kunnen voordelen bieden op alle aspecten zoals genoemd onder milieugezondheidsrisico: geurhinder, fijnstof, dierziekten en zoönosen en volksgezondheid. Zorgvuldig omgaan met grootschalig beekdalherstel op hoge zandgronden als structurerende keuze levert daarom positieve kansen ten aanzien van milieugezondheidsrisico’s.

Effect op milieugezondheidsrisico: kans op positief effect ()

Klimaat

Emissie broeikasgassen

Doordat op plekken extensivering zal worden gerealiseerd, zal de veestapel op die locaties kunnen afnemen. Hierdoor neemt de emissie van CO2, CH4 en N2O af. Afname van de veestapel zal alleen een effect hebben als dit niet wordt gecompenseerd met het gebruik van meer krachtvoer. Er is een kans dat mobiele werktuigen minder ingezet zullen worden, wat een verdere terugdring kan betekenen, maar dit geldt alleen als deze werktuigen niet voor andere doeleinden worden ingezet.

CH4-emissies uit bodems zijn verwaarloosbaar. Voor CH4-emissies uit de bodem zijn er dan ook geen effecten te verwachten bij deze structurerende keuze. Door de reductie in gebruik van N-meststoffen is een kans op een positief effect te verwachten op N2O-emissies.

Effect op emissie broeikasgassen: kans op positief effect ()

Vastlegging koolstof

Wat betreft koolstofvoorraden in bodem en vegetatie, is een kans op een positief effect aannemelijk door extensivering van grondbewerking waardoor afbraak bodemorganische stof wordt gereduceerd.

Effect op vastlegging koolstof: kans op positief effect ()

Natuur

Stikstofemissie

Bijna elke transitie van landbouw naar andersoortige of extensievere vormen van landgebruik zorgt voor een reductie van emissie van stikstof, ook beekdalherstel door aanleg van ruime bufferstroken op hoge zandgronden. Mits de bufferstroken voormalig landbouwgrond waren, levert dit een positieve bijdrage aan de afname van stikstofemissie.

Effect op stikstofemissies: kans op positief effect ()

Biodiversiteit

Als de inrichting van bufferstroken gepaard gaat met de beken meer hun natuurlijke weg te laten volgen (hermeanderend profiel, stuwen eruit) ontstaat weer dynamiek in de beken door erosie en sedimentatie. Hierdoor ontstaan extra niches waar verschillende planten- en diersoorten van kunnen profiteren. Daarnaast kan met de inrichting van bufferstroken op een duurzame manier de bodem- en waterkwaliteit zich hier enigszins herstellen. De bodem is dan beter in staat water vast te houden en biedt het plaats aan meer bijzondere vegetaties. Dit trekt weer verschillende diersoorten aan. Daarnaast kunnen de bufferstroken uitgroeien tot schuilplaatsen en leefgebieden voor bepaalde diersoorten.

Effect op biodiversiteit: kans op positief effect ()

Abiotische factoren

Bufferstroken creëren (vanuit reguliere landbouw) langs beken draagt bij aan herstel van de bodem en de sponswerking van deze bodem en is daardoor beter in staat water vast te houden. Dit ontstaat bijvoorbeeld door de beken te verondiepen en een breed winterbed te creëren. Ook zal, net als bij de GBDA, minder voedingsstoffen afstromen richting het oppervlaktewater wat bijdraagt aan een betere waterkwaliteit.

Effect op abiotische factoren: kans op positief effect ()

Areaal natuurgebieden

Bufferstroken, mits ingericht met het oog op natuur, kunnen gezien worden als extra natuur en dus als areaal natuur.

Effect op areaal natuurgebieden: kans op positief effect ()

Connectiviteit

Bufferstroken, en de beken zelf, kunnen dienstdoen als verbindingsstroken tussen habitats voor diersoorten als vlinders, vogels, vissen, zoogdieren, amfibieën, reptielen. Bufferstroken dragen dan als corridor direct bij aan de connectiviteit van natuur in Nederland.

Effect op connectiviteit: kans op positief effect ()

Hydrologische condities Natura 2000-gebieden

Doordat de waterkwaliteit van de beken naar verwachting iets zal verbeteren door de inrichting van bufferstroken, kan dit een licht positief effect hebben op de hydrologische condities in N2000-gebieden. Echter is er meer nodig om van hydrologisch systeemherstel te kunnen spreken in N2000-gebieden.

Effect op hydrologische condities Natura 2000-gebieden: geen of nagenoeg geen gevolgen (•)

Water

Ecologische en chemische waterkwaliteit

In de bufferstroken is sprake van geen of minder intensieve landbouw, waarbij dus geen of minder bemesting wordt toegepast en geen gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt. Bufferstroken zorgen zo voor vermindering van de belasting met nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen als gevolg van afstroming van water uit het landbouwgebied. Dit heeft een positief effect op zowel de ecologische als de chemische waterkwaliteit van de beken.

Effect op ecologische waterkwaliteit: kans op positief effect ()

Effect op chemische waterkwaliteit: kans op positief effect ()

Bodem

Kwalitatieve en kwantitatieve toestand grondwaterlichamen

Over effect van bufferstroken op de waterkwaliteit is er nog onzekerheid. Bufferstroken werden vroeger aangelegd met een breedte van enkele meters. Uit onderzoek is duidelijk geworden dat deze stroken weinig effect hebben op de (grond)waterkwaliteit. In de kamerbrief WBS en ook het 7e addendum van het NA worden bufferstroken van 100-250 meter breedte voorgesteld. In de analyse is van deze breedte uitgegaan. Bij deze breedte is er vooral een effect te verwachten op de oppervlaktewaterkwaliteit omdat gewasbeschermingsmiddelen minder zullen verwaaien naar de sloot (drift). Bufferstroken zijn niet gericht op het verbeteren van de grondwaterkwaliteit. Ook is niet de verwachting dat bufferstroken invloed hebben op meer infiltratie naar het grondwater. Wat wel helpt is drainage naar de sloot of de beek verwijderen. Zolang er drainage blijft liggen hebben bufferstroken weinig hydrologisch effect. In brede beekdalen heeft de overstroming met oppervlaktewater en het verwijderen van drainage een verhoging van grondwaterstanden tot gevolg. Dit heeft een positief effect op de N2000-gebieden in de beekdalen.

Effect op kwalitatieve toestand grondwaterlichamen: geen of nagenoeg geen gevolgen (•)

Effect op kwantitatieve toestand grondwaterlichamen: kans op positief effect ()

Bodemdaling landelijk gebied

Bodemdaling speelt geen rol op de Hoge Zandgronden. Deze keuze heeft daarom geen effect op bodemdaling.

Effect op bodemdaling landelijk gebied: geen of nagenoeg geen gevolgen (•)

Landschap en ruimtelijke kwaliteit

Belevingswaarde

In deze structurerende keuze wordt nadrukkelijk een functieverandering nagestreefd door het aanleggen van bufferzones in beekdalen. Hierbij wordt wellicht ook het landschappelijk beeld veranderd. Er zal een effect optreden op landgebruik, maar het is niet te zeggen of dit een positief of negatief effect zal zijn.

Effecten op openheid en opgaand groen zijn afhankelijk van de gebiedsspecifieke uitwerking van deze structurerende keuze. Een bufferzone kan immers bestaan uit allerlei verschillende typen natuur en beplanting, wat verschillende effecten kan hebben op openheid en opgaand groen. Dit kan zowel positief als negatief uitvallen.

Ook voor bebouwing geldt dat de invloed van de structurerende keuze afhankelijk is van gebiedsspecifieke uitwerking. Het is mogelijk dat de functies in de bufferzones gepaard gaan met bebouwde elementen als kleinschalige bewoning of zonneparken, maar het is evengoed mogelijk dat er geen bebouwing wordt toegevoegd.

Omdat de effecten op de belevingswaarde aan nadere uitwerking onderhevig zijn, is niet vast te stellen of er positieve of negatieve effecten zullen optreden. Vandaar dat een neutrale score is toegekend.

Effect op belevingswaarde: geen of nagenoeg geen gevolgen (•)

Gebruikswaarde

Deze structurerende keuze zoekt nadrukkelijk naar koppelingen tussen verschillende opgaven, zoals de bossenstrategie, waterberging en GBDA. Het is aannemelijk dat deze koppelingen worden gemaakt op hetzelfde areaal, en dat daarbij meervoudig ruimtegebruik toegepast gaat worden.

Om de gewenste koppelingen tussen opgaven te maken is het aannemelijk dat meervoudig ruimtegebruik toegepast gaat worden.

Effect op gebruikswaarde: kans op positief effect ()

Toekomstwaarde

In deze structurerende keuze worden delen van beekdalen ingericht als bufferzone. Dit biedt de kans om die bufferzones op dusdanige manier in te richten dat in de toekomst kleine wijzigingen aan de inrichting mogelijk zijn. Zodoende kan zo’n bufferzone aanpasbaar gemaakt worden aan veranderende omstandigheden.

De aanleg van bufferzones biedt de kans om deze zones op een aanpasbare manier in te richten.

Effect op toekomstwaarde: kans op positief effect ()

Herkomstwaarde

Het aanleggen van bufferstroken in de beekdalen zal invloed hebben op de aanwezige structuurdragers. In de gebiedsspecifieke uitwerking kan pas bekeken worden of deze elementen behouden kunnen worden. Wel biedt deze structurerende keuze de kans om beekdalen als structuurdragers an sich sterker aan te zetten, en daarmee de landschapshistorie duidelijker zichtbaar te maken.

Het aanbrengen van bufferzones biedt kansen om structuurdragers beter zichtbaar te maken, en dus kans op een positief effect.

Effect op herkomstwaarde: kans op positief effect ()

Effect van variaties op structurerende keuze 9

De onderstaande inhoudelijke variaties gaan in op de structurerende keuze 9, Grootschalig beekdalherstel op hoge zandgronden. Er wordt alleen ingegaan op de indicatoren waar ten opzichte van het voornemen een effect wordt verwacht.

Variatie 1, waarbij een smallere strook geldt die enkel is gericht op beekdalherstel en waarbij (landbouw)activiteiten die kunnen plaatsvinden in de zone sterk gelimiteerd zijn, zal voor het thema ‘Landbouw’ een zowel een negatief als positief effect geven ten opzichte van het voornemen. De oppervlakte die ten koste gaat van de landbouw zal bij variatie 1 ten opzichte van het voornemen iets minder zijn, er is immers sprake van een smallere strook, waardoor de agrariër meer grond ter beschikking heeft, wat een minder negatief effect heeft op het verdienvermogen. Wel zijn de mogelijkheden sterk gelimiteerd, dit kan zorgen voor een negatief effect ten opzichte van het voornemen. Voor de thema’s Klimaat en Water zal de variatie een minder positief effect hebben dan het voornemen. Voor de indicatoren stikstofemissie, connectiviteit en abiotiek zal de variatie een positief effect hebben ten opzichte van het voornemen. De emissies nemen sterk af, de verbindingszone wordt gerealiseerd en de abiotiek kan zich herstellen. Voor milieugezondheidsrisico’s is er een kans op positief effect waarbij het effect bij variatie 1 het geringst zal zijn aangezien op een kleiner oppervlak een extensiveringsslag plaats zal vinden met minder mogelijkheden om keuzes te maken. Voor de indicatoren gebruikswaarde, toekomstwaarde en herkomstwaarde geldt dat de variatie, door zich toe te spitsen op een smalle strook nabij de beken, een functiewijziging in een kleiner areaal beoogd. Daardoor wordt voor een kleiner gebied de kans op een positief effect geboden, wat negatiever is ten opzichte van het voornemen.

Variatie 2, waarbij een bredere zone geldt die niet alleen gericht is op beekdalherstel en waarbij minder beperkingen gelden voor (landbouw)activiteiten, zal een positief effect hebben op het thema ‘Landbouw’. Voor agrariërs die natuurinclusiever willen worden kan deze variatie interessant zijn, en daarnaast kan het ‘verdienvermogen van agrariërs’ beter uitvallen, afhankelijk van hoe de grond kan worden ingezet en een mogelijke vergoeding. De variatie zal ten opzichte van het voornemen een beperkter positief effect hebben voor de thema’s Klimaat en Water. Voor de indicator stikstofemissie kan dit door de bredere werking op bedrijven, mits wel degelijk beperkende maatregelen voor de landbouw worden doorgevoerd een positief effect hebben ten opzichte van het voornemen. Voor de indicatoren biodiversiteit, areaal natuur en abiotische factoren zal de variatie een negatief effect hebben ten opzichte van het voornemen. De variatie kan slecht uitpakken voor biodiversiteit en areaal natuur, en de abiotisch kan zich niet herstellen. Voor de indicatoren connectiviteit en hydrologische condities Natura 2000-gebieden zal een positief effect te verwachten zijn ten opzichte van het voornemen, doordat de bufferstrook kan dienen als verbindingszone, mits goed ontworpen en meer watervoedend kan zijn richting de N2000-gebieden. Voor het thema Bodem zal de variatie een positief effect hebben op de indicator kwantitatieve toestand grondwaterlichamen ten opzichte van het voornemen, mits de landbouwgronden ook natter worden. De variant zal voor de indicator bodemdaling landelijk gebied een relatief lager effect hebben per hectare ten opzichte van variant 1, maar positiever effect wat betreft omvang. Hoe omvangrijker de extensiveringszones hoe eenvoudiger het is om aan watersysteemherstel te werken. Hiervoor zijn namelijk grotere oppervlaktes nodig, bij kleinere oppervlaktes is veel maatwerk nodig om aan de eisen van verschillende functies te kunnen voldoen. Daarnaast is het eenvoudiger om grondwaterpeil te verhogen op grotere oppervlakten. Voor milieugezondheidsrisico’s is er een kans op positief effect waarbij het effect bij variatie 2 het grootst zal zijn aangezien op een groter oppervlak een extensiveringsslag plaats zal vinden met meer mogelijkheden om keuzes te maken. Voor de indicator gebruikswaarde is het zeer waarschijnlijk dat bij deze variatie meervoudig ruimtegebruik wordt toegepast om de diverse functies in de brede zone te vervlechten. Dit betekent een positiever effect ten opzichte van het voornemen. Voor de indicator toekomstwaarde geldt dat de variatie het mogelijk maakt om voor een groot gebied de aanpasbaarheid te vergroten. Dit geeft de variatie een positiever effect ten opzichte van het voornemen. Ook voor de indicator herkomstwaarde wordt het mogelijk gemaakt om voor een groter gebied structuurdragers te versterken, wat een positiever effect betekent ten opzichte van het voornemen.

Variatie 3, waarbij wordt gewerkt aan grootschalig beekherstel in deelgebieden van de beek, waarbij andere deelgebieden ongemoeid worden gelaten, zal een positief effect hebben op het thema ‘Landbouw’, doordat arealen beschikbaar blijven voor gebruik voor landbouw, in combinatie met andere functies. Hierdoor zal het areaal minder afnemen wat ook het verdienvermogen van agrariërs ten goede komt. De variatie geeft ook het meest positieve effect ten opzichte van het voornemen voor de thema’s Klimaat en Water. Voor de indicator abiotische factoren zal de variatie een positief effect hebben ten opzichte van het voornemen, doordat de abiotiek zich in deze delen kan herstellen. Voor de indicator connectiviteit is een negatief effect te verwachten ten opzichte van het voornemen, doordat de verbindingszone wordt onderbroken. Voor het thema Bodem zal de variatie een positief effect hebben op de indicator kwantitatieve toestand grondwaterlichamen ten opzichte van het voornemen, vanwege de grootschaligheid van de ingreep. Wat betreft bodemdaling landelijk gebied zal in de deelgebieden waar gewerkt wordt aan grootschalig beekherstel een sterker positief effect te verwachten zijn. De deelgebieden die ongemoeid worden gelaten hebben ten opzichte van het voornemen een minder sterk positief effect, of zelfs geen effect. Voor de indicator herkomstwaarde wordt de kans om beekdalen als structuurdrager te versterken verkleind, omdat ingrepen niet over de gehele lengte van de beekdalen worden gepland. Dat is een negatief effect ten opzichte van het voornemen.

Ook zijn er drie variaties op sturingskracht op structurerende keuze 9, Grootschalig beekdalherstel op hoge zandgronden.

De variaties op sterkere sturingskracht (S1 en S2) zoals door de initiatiefnemer geformuleerd wijken op inhoud niet af van de structurerende keuze ‘Grootschalig beekdalherstel op hoge zandgronden’. De effectvoorspelling op het abstractieniveau van het planMER voor het nationaal programma verandert bij de sturingsvariaties in principe niet. De strakkere formulering bij S1 (sturen op breedte) waarbij voor de breedte van de zones 100 meter wordt aangehouden kan in de praktijk soms lastig zijn vanwege huidige functies van het gebied (denk aan infrastructuur, recreatie, wonen en werken). Daarnaast zal in de uitwerking bepaald moeten worden bepaald tot hoever bijvoorbeeld in de bovenloop deze sterkere sturingskracht toegepast zal worden. In de praktijk mag verwacht worden dat een gebiedsspecifieke aanpak tot optimalisatie zal leiden.

Ten aanzien van het sterker sturen op landgebruik richt de initiatiefnemer zich op maatregelen. De voorgestelde maatregelen betreffen detailleringen ten aanzien van de abstracter geformuleerde structurerende keuze. De effecten zullen hierdoor niet anders ingeschat worden.

De minder sturende variatie (S3) benadrukt de effectiviteit van maatregelen. Als maatregelen met oplopende afstand tot de beek een afnemende effectiviteit laten zien dan moeten die maatregelen bij voorkeur in de directe nabijheid van de beek worden ingezet. In de praktijk mag verwacht worden dat provincies bij het formuleren van maatregelen hier ook vanuit zullen gaan.