Structurerende keuze 4: Ruimte voor vasthouden, bergen en afvoeren
In dit hoofdstuk wordt de effectbeoordeling en gevoeligheidsanalyse weergegeven op structurerende keuze 4: Ruimte voor vasthouden, bergen en afvoeren. Deze structurerende keuze is onderdeel van de Kamerbrief Water en Bodem Sturend. Ruimte voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water wordt gecreëerd in de ruimtelijke inrichting. Hiermee wordt de veerkracht vergroot van zowel het hoofdwatersysteem als regionale watersystemen.
Tabel 6‑4 geeft een samenvatting weer van de effecten van structurerende keuze 4. Hierin staat de effectbeoordeling van het voornemen, waarbij de waardering gegeven is ten opzichte van de referentiesituatie (huidige situatie + trend). Ook wordt het effect van de variaties van de structurerende keuze weergegeven. De beoordeling van de variaties is ten opzichte van het voornemen. Dus geeft de variatie een onderscheidend effect ten aanzien van de beoordeling van het voornemen. Tabel 3‑1 geeft een toelichting op de symbolen in de samenvattende Tabel 6‑4.
Tabel 6‑4: Samenvattende tabel voor structurerende keuze 4: Ruimte voor vasthouden, bergen en afvoeren
Landbouw
Milieukwaliteit en gezondheid
Klimaat
Natuur
Water
Bodem
Landschap en ruimtelijke kwaliteit
Hieronder wordt per maatgevende indicator, een nadere toelichting gegeven voor de effectbeoordeling. Het hoofdstuk per structurerende keuze sluit af met een beschrijving van het effect van de variaties ten opzichte van het voornemen.
Landbouw
Oppervlakte landbouwgrond
Afgelopen jaren is er op veel plekken extra ruimte voor waterberging langs grote rivieren gecreëerd. Langs kleinere beken, watergangen kavelsloten en bodems wordt ook gezocht naar extra berging, waarbij deze oppervlakkige waterberging voedend werkt richting grondwater. Op plekken waar waterberging wordt gecreëerd zal dit ten koste kunnen gaan van landbouwgronden. Deze plekken zullen van functie veranderen (landbouw naar natuur) of alleen nog extensief beheerd kunnen worden.
Effect op Oppervlakte landbouw: kans op negatief effect (↓)
Aantal agrariërs
Wanneer voor wateropslag gronden nodig zijn die nu nog een agrarische functie hebben zullen deze mogelijk moeten worden aangekocht en van functie veranderen of zal op deze gronden geen hoogwaardige akkerbouw meer plaats gaan vinden.
Als er tijdelijke wateropslag mogelijk is dan moeten die gronden extensiever worden gebruikt. Dus dit leidt tot een lager opbrengend vermogen van de grond (of er moet compensatie plaatsvinden). Dus meer grond nodig per agrariër voor eenzelfde inkomen. Verwacht wordt dat dit zal leiden tot een beperkte afname van het aantal agrariërs.
Verdienvermogen van agrariërs
Als er tijdelijke wateropslag mogelijk is dan moeten die gronden extensiever worden gebruikt. Dus dit leidt tot een lager opbrengend vermogen van de grond (of er moet compensatie plaatsvinden). Verwacht wordt een lager verdienvermogen.
Effect op verdienvermogen: kans op negatief effect (↓)
Milieukwaliteit en gezondheid
Milieugezondheidsrisico’s (Geurhinder, Fijnstof, Dierziekten & Zoönosen en Volksgezondheid)
Bij ruimte voor vasthouden, bergen en afvoeren van water doen zich naar verwachting geen noemenswaardige kansen voor om ruimtelijke beslissingen te nemen die kunnen leiden tot het laten afnemen van bedrijfs- en dierdichtheden door het vergroten van afstanden tussen bedrijven of tussen bedrijven en gevoelige bestemmingen of die kunnen leiden tot extensivering. Dit zal geen noemenswaardige voordelen bieden op de aspecten zoals genoemd onder milieugezondheidsrisico: geurhinder, fijnstof, dierziekten en zoönosen en volksgezondheid. Ruimte voor vasthouden, bergen en afvoeren van water als structurerende keuze levert daarom geen positieve kansen ten aanzien van milieugezondheidsrisico’s.
Effect op milieugezondheidsrisico: geen of nagenoeg geen gevolgen (•)
Klimaat
Emissie broeikasgassen en vastlegging koolstof
Een eenduidige voorspelling wat ruimte voor vasthouden, bergen en afvoeren van water doet ten aanzien van emissie van broeikasgassen en vastlegging koolstof is niet te geven en is sterk afhankelijk van de uitgangssituatie van de bodem, de waterkwaliteit en de duur en frequentie van inundatie.
Effect op emissie broeikasgassen: niet te beoordelen (n.t.b.)
Effect op vastlegging koolstof: niet te beoordelen (n.t.b.)
Natuur
Stikstofemissie
Afhankelijk van de waterkwaliteit, de frequentie en duur van inundatie ontstaat tijdelijk meer zones met oppervlaktewater. Door meer oppervlaktewater te creëren kan dit bij geringe waterkwaliteit bijdragen aan extra broeikasgassen, waaronder lachgas (in onderzoek NOBV). Meer ruimte voor waterberging kan leiden tot meer zuurstofloze situaties in de waterbodem waardoor lachgas via onvolledige denitrificatieprocessen kan ontstaan. Omdat waterberging echter maar beperkt ingezet zal worden (bij hoge afvoeren van water) is de verwachting dat dit effect zeer beperkt zal optreden.
Effect op stikstofemissie: geen of nagenoeg geen gevolgen (•)
Biodiversiteit
Sommige vegetaties zijn gebaat bij periodieke, tijdelijke overstroming, zoals uiterwaarden met bijvoorbeeld ooibossen. Als de (beheer-)condities gunstig zijn, kan een ooibos ontstaan. Dit type bestaat voornamelijk uit zeer snelgroeiende boomsoorten als wilgen en populieren waardoor al na 20 jaar een flink bos kan zijn ontstaan. Andere vegetaties kunnen bij langdurige inundaties worden vernietigd waardoor bij terugtrekking van het water ruimte ontstaat voor nieuwe pioniersvegetaties wat de biodiversiteit ten goede kan komen omdat de variatie in successiestadia hierdoor wordt bevorderd.
Het effect op biodiversiteit van waterberging verschilt erg per gebied, de waterkwaliteit, de frequentie en duur van inundatie. Ervan uitgaande dat geen bijzondere vegetatie verloren gaat bij het inzetten van de waterberging heeft dit een positief effect op verjonging van de vegetaties met ruimte voor pioniersvegetaties. Als de frequentie van inundatie niet hoog is (bijvoorbeeld eens in de 10-20 jaar), ontstaat er ruimte om de successie voort te zetten en dat de pioniersvegetatie wordt overgenomen door andere vegetaties. De dynamiek van de natuur komt dan terug: successiestadia volgen elkaar op en keren geregeld terug naar pioniersstadium. Tijdelijke waterberging kan tevens leiden tot grotere voedselbeschikbaarheid en habitat voor sommige water-, trek- en weidevogels zoals de grutto en andere steltlopers en zomertaling.
Effect op biodiversiteit: kans op positief effect (↑)
Abiotische factoren
De abiotiek wordt behoorlijk omgekeerd door waterberging. Van zuurstofrijke (open lucht of bodem boven grondwaterniveau) omstandigheden naar zuurstofarme of zelfs zuurstofloze omstandigheden zetten alle cycli van koolstof, stikstof en fosfor op z’n kop. Afhankelijk van de uitgangssituatie van de bodem, de waterkwaliteit en de duur en frequentie van de inundatie kan dit tot verschillende uitkomsten leiden.
Een eenduidige voorspelling of en zo ja wat waterberging doet met de abiotiek in het gebied, en of dat effect onomkeerbaar is, is niet te geven en is sterk afhankelijk van de uitgangssituatie van de bodem, de waterkwaliteit en de duur en frequentie van inundatie.
Effect = niet te beoordelen (n.t.b.)
Areaal natuurgebieden
Waterberging kan niet gezien worden als areaaluitbreiding van de natuur. Echter, als het water zich weer heeft teruggetrokken kunnen de drooggevallen delen zich wel tot nieuwe natuur ontwikkelen, waarbij de successie van vegetaties (pioniersvegetatie eerst) zich opnieuw kan ontwikkelen. Dit hangt af van de primaire bestemming van het waterbergingsgebied (bv. natuur of landbouw) en niet af van of het ook dient als waterberging, en biedt dus kansen om te combineren met structurerende keuze 1, Overgangsgebieden.
Effect op areaal natuurgebieden: geen of nagenoeg geen gevolgen (•)
Connectiviteit
Waterberging draagt niet direct bij aan extra connectiviteit van natuur, maar draagt wel bij aan een flexibele gradiënt tussen land en water. Op kleine schaal kunnen hier bepaalde soorten zoals amfibieën van profiteren, maar dit hangt sterk af van de frequentie en duur van de inundatie en de reeds aanwezige soorten. Connectiviteit op kleine schaal via de gradiënt van land-water wordt sterk beïnvloed door deze structurerende keuze, maar heeft een verwaarloosbaar effect op grotere schaal.
Effect op connectiviteit: geen of nagenoeg geen gevolgen (•)
Hydrologische condities Natura 2000-gebieden
Waterberging wordt gerealiseerd langs waterkeringen en rivierbedden en langs grote wateren vanwege peilfluctuaties. Voor veel van de N2000-gebieden zal deze maatregel weinig effect hebben omdat ze te ver hier vandaan liggen. Maar voor sommige specifieke N2000-gebieden langs de rivieren en beekdalen heeft deze maatregel wel invloed. Het effect van overstromen is kortdurend en heeft weinig effect op de hydrologische condities. Effect is daarom neutraal.
Effect op hydrologische condities Natura 2000-gebieden: geen of nagenoeg geen gevolgen (•)
Water
Ecologische en chemische waterkwaliteit
Meer waterberging kan worden gerealiseerd door in bestaande waterpartijen een grotere peilfluctuatie toe te laten (vergroten van de bergingsschijf), door nieuwe bergende waterpartijen aan te leggen of door berging van water op (in de huidige toestand) droog land toe te staan. De toename van de hoeveelheid water in de eerste twee gevallen zorgt voor verdunning en zorgt voor een lagere concentraties van stoffen in dat water. Door het verdunningsprincipe leidt meer water over het algemeen tot verbetering van kwaliteit. Daarnaast kan het realiseren van extra waterberging ervoor zorgen dat in droge tijden de droogte minder negatieve invloed heeft op de ecologische en chemische waterkwaliteit. Op de langere termijn kan er daarom sprake zijn van een kans op een positief effect op de ecologische en chemische waterkwaliteit. Voorwaarde hierbij is dat wordt voorkomen dat bij gebruik van landbouwgebied als bergingsgebied nutriënten en andere verontreinigende stoffen vrijkomen uit de opgeladen landbouwbodem.
Effect op ecologische waterkwaliteit: kans op positief effect (↑)
Effect op chemische waterkwaliteit: kans op positief effect (↑)
Bodem
Kwalitatieve en kwantitatieve toestand grondwaterlichamen
Waterberging heeft geen significant effect op de grondwaterkwaliteit. Overstroming is van korte duur en heeft weinig invloed op de gemiddelde grondwatersamenstelling op 10 en 25 meter diepte.
Daarnaast veranderd de grondwaterstand in het gebied weinig door het aanleggen van waterbergingsgebieden. Door overstroming van de gebieden is er sprake van enige weken van een hoge grondwateraanvulling. Maar gezien de lage ligging van deze gebieden is deze aanvulling van korte duur, het water wordt ook weer snel gedraineerd door het oppervlaktewater. Bovendien vinden overstromingen maar sporadisch plaats.
Effect op kwalitatieve toestand grondwaterlichamen: geen of nagenoeg geen gevolgen (•)
Effect op kwantitatieve toestand grondwaterlichamen: geen of nagenoeg geen gevolgen (•)
Bodemdaling landelijk gebied
Deze maatregel heeft beperkt effect op grondwaterstanden. Bodemdaling wordt bepaald door extreem lage grondwaterstanden. Overstroming heeft geen invloed op extreem lage grondwaterstanden.
Effect op bodemdaling landelijk gebied: geen of nagenoeg geen gevolgen (•)
Landschap en ruimtelijke kwaliteit
Belevingswaarde
In deze structurerende keuze wordt nadrukkelijk een (tijdelijke) functieverandering nagestreefd door het aanleggen van waterbergingsgebieden. Hierbij wordt waarschijnlijk ook het landschappelijk beeld veranderd. Er zal een effect optreden op landgebruik, maar het is niet te zeggen of dit een positief of negatief effect zal zijn.
Het toevoegen van waterberging kan grote gevolgen hebben voor openheid/opgaand groen. Het is mogelijk om een waterberging zodanig vorm te geven dat opgaand groen behouden blijft, zeker als het plantensoorten betreft die tegen overstromingen kunnen, maar het is ook mogelijk dat een grootschalige waterberging opgaand groen aantast. Dit is een belangrijk aandachtspunt in de gebiedsspecifieke uitwerking.
Het toevoegen van waterberging zal impact hebben op de belevingswaarde, maar die impact is afhankelijk van de gebiedsspecifieke uitwerking. Vandaar dat een neutrale score is toegekend.
Effect op belevingswaarde: geen of nagenoeg geen gevolgen (•)
Gebruikswaarde
In deze structurerende keuze wordt niet expliciet gesproken over het combineren van functies. Waterberging is wel te combineren met andere functies, hoewel de mogelijkheden daarvoor sterk afhangen van de grootte van de waterberging en de overige eisen die hieraan gesteld worden. Waterberging kan gecombineerd worden met een extensievere vorm van landbouw, natuurdoelen, maar ook met bijvoorbeeld drijvende/amfibische zonneparken of met recreatieve routes in droge tijden. Het aanbrengen van ruimte voor waterberging biedt dus kansen om meervoudig ruimtegebruik toe te passen.
Waterberging biedt kansen voor meervoudig ruimtegebruik, hoewel die nog niet heel specifiek benoemd zijn.
Effect op gebruikswaarde: kans op positief effect (↑)
Toekomstwaarde
Het maken van ruimte voor waterberging voorziet in het kunnen bergen van tijdelijke overschotten aan water. Daarmee wordt iets toegevoegd aan het landschap wat de aanpasbaarheid op een teveel aan water vergroot.
Het bieden van ruimte voor waterberging heeft een positief effect op aanpasbaarheid.
Effect op gebruikswaarde: kans op positief effect (↑)
Herkomstwaarde
Het toevoegen van waterberging kan grote gevolgen hebben voor structuurdragers. Het is mogelijk om met de waterberging bestaande structuren als sloten en beken juist te versterken, door het verbreden van deze watergangen, maar dat kan ook juist leiden tot grote aantasting van dergelijke structuren. Ook historische beplantingselementen kunnen worden versterkt of juist aangetast door deze structurerende keuze. Dit is een belangrijk aandachtspunt in de gebiedsspecifieke uitwerking.
Omdat de effecten op de herkomstwaarde aan nadere uitwerking onderhevig zijn, is niet vast te stellen of er positieve of negatieve effecten zullen optreden. Vandaar dat een neutrale score is toegekend.
Effect op herkomstwaarde: geen of nagenoeg geen gevolgen (•)
Effect van variaties op structurerende keuze 4
De onderstaande variaties gaan in op de structurerende keuze 4, Ruimte voor vasthouden, bergen en afvoeren. Er wordt alleen ingegaan op de indicatoren waar ten opzichte van het voornemen een effect wordt verwacht.
Algemeen kan gesteld worden dat voorgestelde variaties een technische benadering hebben. De haalbaarheid van oplossingen hangen sterk af van de ruimtelijke mogelijkheden. Er zal voor een goede beoordeling van de variaties zicht moeten zijn op te bergen volumes versus beschikbaar oppervlak. Daarbij moet rekening worden gehouden met het feit dat Nederland nergens ‘leeg’ is en Nederland over het algemeen vlak is waardoor het lastiger is om dieper te bergen. Daarbij komen vragen als hoe lang water in een gebied geborgen moet worden (langer is meer schade), of er gebieden zijn waar met natuurlijk verval gewerkt kan worden of dat er gepompt moet worden (ook om het weer uit het gebied te krijgen. Kortom er liggen veel vragen op tafel om de juiste gebiedsgerichte aanpak te formuleren. Een goede inventarisatie van de regionale problematiek en de mogelijke oplossingen is daarvoor noodzakelijk. Een inschatting van wat de geformuleerde variaties betekenen ten opzichte van de effectvoorspelling van de structurerende keuze, is gemaakt zonder dat antwoorden op bovenstaande vragen beschikbaar zijn.
Variatie 1, waarbij ingezet wordt op het bergen van water op een groter oppervlak met een minder grote opzet / diepte van de berging, zal voor thema ‘Landbouw’ het meeste inzet van areaal betekenen. Dit areaal kan echter nog landbouwkundig worden ingezet als de waterberging niet nodig is. Het gaat dan om extensief graslandgebruik. De variatie draagt zorg voor veel land-water gradiënten en geeft daarom een positiever effect dan het voornemen voor de indicator ‘biodiversiteit’. Voor de indicator ‘hydrologische condities Natura 2000-gebieden’ geeft deze variant ook een positiever effect ten opzichte van het voornemen, indien een zo groot mogelijk oppervlak wordt ingezet om water vast te houden en te bergen. Voor het thema Water is van belang voor het effect op de waterkwaliteit, of er kan worden voorkomen dat nutriënten uit landbouwgrond vrijkomen. Onder de voorwaarde dat dit kan, is het effect op de waterkwaliteit even positief als het effect van het voornemen. Voor de indicatoren belevingswaarde en herkomstwaarde wordt met de variatie bij een groter oppervlak een wijziging in functie voorzien, hoewel die wijziging beperkt zal zijn.
Variatie 2, waarbij ingezet wordt op het bergen van water op een zo klein mogelijk oppervlak, waarbij gewerkt wordt met een grotere opzet, zal voor het thema ‘Landbouw’ het minste verlies van areaal betekenen. Echter kan dit areaal niet meer gebruikt worden. Dit geeft een negatiever effect voor het thema ‘Landbouw’ ten opzichte van het voornemen. Voor de indicatoren stikstofemissie en biodiversiteit zal de variatie een negatief effect hebben ten opzichte van het voornemen doordat er extra lachgasemissie mogelijk is vanuit zuurstofloze waterbodems en er de focus ligt op m3 waterberging in plaats van natuur. Het is onduidelijk hoe de variatie uitpakt voor abiotische factoren en areaal natuur, doordat het ook sterk afhang van de frequentie van inundatie. Voor de indicator ‘hydrologische condities Natura 2000-gebeiden’ is de kans kleiner dat N2000-gebieden baat hebben bij de variatie en wordt daarom als negatiever geclassificeerd dan het voornemen. Voor het thema Water is van belang voor het effect op de waterkwaliteit, of er kan worden voorkomen dat nutriënten uit landbouwgrond vrijkomen. Onder de voorwaarde dat dit kan is het effect op de waterkwaliteit even positief als het effect van het voornemen. Voor de indicatoren belevingswaarde en herkomstwaarde wordt met de variatie voor een relatief klein oppervlak een wijziging in functie voorzien, maar die wijziging zal dan wel significant zijn. Voor de indicator gebruikswaarde is het lastig te zeggen wat het effect is van deze variatie op meervoudig ruimtegebruik. De kleinere waterbergingen kunnen wellicht moeilijker te combineren zijn met andere functies, maar dit effect is zeer onzeker en afhankelijk van de gebiedsspecifieke uitwerking.
Variatie 3, waarbij ingezet wordt op het vasthouden en bergen van water waarbij bepaalde specifieke soorten landgebruik (bijvoorbeeld landbouw) worden uitgezonderd. Daarbij wordt dan dus gewerkt met een grotere opzet bij andere vormen van landgebruik. Voor het thema ‘Landbouw’ zal de variatie het minste effect hebben ten opzichte van het voornemen, als landbouw als specifiek landgebruik wordt uitgezonderd. Voor de indicator ‘biodiversiteit’ geld een positief effect ten opzichte van het voornemen, zolang de dynamiek en het aantal land-water overgangen worden gestimuleerd. Hierbij is uitgegaan van een mozaïek aan verschillende maten van vasthouden en bergen van water afhankelijk van het landgebruik. Voor de indicator ‘hydrologische condities Natura 2000-gebieden’ zal deze variatie een positief effect hebben ten opzichte van het voornemen, omdat hier een groot oppervlak dienst gaat doen. Voor de indicator ‘gebruikswaarde’ wordt in de variatie de mate en manier van waterberging aangepast aan het landgebruik. Door hier goed op in te spelen, en in te zetten op multifunctioneel ruimtegebruik, kunnen hiermee extra kansen voor meervoudig ruimtegebruik gecreëerd worden waardoor de variatie een positiever effect geeft ten opzichte van het voornemen.